Auteur: Herbert Steffin.
7.1 Reorganisaties, een chaotische opsplitsing (eind februari – april)
Het KNIL was minder goed voorbereid op een guerrillastrijd dan de Australische 2/2nd Independent Company aangezien de KNIL soldaten daar simpelweg niet voor opgeleid waren. Bovendien was het KNIL voor Australië van secundair belang en kregen ze daarom pas na Australië de broodnodige voorraden. De verhouding met de Australiërs was moeizaam en er was regelmatig sprake van wrijving. Het feit dat een aantal inheemse KNIL militairen gedeserteerd was en dat de Portugezen problemen hadden met de Nederlandse aanwezigheid was ook niet bevorderlijk. Het is daarom des te opmerkelijker dat de KNIL soldaten ondanks deze ongunstige omstandigheden al die maanden hebben volgehouden en hebben weten door te zetten.
Uitgeput en vermoeid kwam een deel van het KNIL op 28 februari 1942 aan in Atamboea na de ontberingen tijdens hun tocht vanuit Dili. Langzaam kwamen de mannen Atamboea binnendruppelen nadat ze onderweg te kampen hadden gehad met ziekte, malaria en dysenterie.
De resident van Nederlands-Timor, F. J. Nieboer, meldde dat de Japanners met twee colonnes onderweg waren naar Atamboea, wat achteraf niet waar bleek te zijn. Hierop volgde het besluit van de haastige opsplitsing en verspreiding van de KNIL troepen. Het primaire doel was simpelweg overleven. Een georganiseerde guerrilla was op dat moment van secundair belang. De KNIL troepen werden ingedeeld in groepjes van zes tot negen à tien man. Zonder doelgerichte opdrachten en duidelijke afspraken moesten de groepjes zich het terrein in begeven om de Japanners zo veel mogelijk schade toe brengen. Het was overigens toegestaan om het eiland te verlaten, zolang men zich maar begaf naar gebied waar nog gevochten werd. Er werd toen nog om het bestaan van Nederlands-Timor strijd geleverd. Opmerkelijk was dat Van Straten inheemse militairen aanraadde om burgerkleding aan te trekken zodat ze konden opgaan in de lokale bevolking. Misschien werd dit door enkele KNIL-commandanten aangezien voor desertie. De weken na de splitsing werden in terra incognita van Timor doorgebracht met afzien zonder een duidelijk doel. Van een succesvolle guerrilla kwam niets terecht.
Samen met luitenant Michelhoff wist kapitein Van Swieten ongeveer 120 man KNIL te verzamelen in Atamboea. Op 30 maart vond er een bespreking plaats tussen Veale en Van Straten, waarin werd besloten tot een reorganisatie waarbij het KNIL de guerrilla zou voeren richting Koepang en Soë en de Australiërs zich op het gebied rondom Dili zouden concentreren. Van Straten en Veale waren van mening dat Timor spoedig een bruggenhoofd zou vormen voor een groot geallieerd tegenoffensief. Daarom werd besloten ondanks de vele tegenslagen de guerrillastrijd voort te zetten. Daarnaast vond Van Straten het van wezenlijk belang dat het na de herovering van Timor voor de bondgenoten van Nederland duidelijk zou zijn dat ook het KNIL had doorgevochten. Er mocht geen enkele twijfel ontstaan na de oorlog over wie het gezag droeg en zou blijven dragen in Nederlands-Indië: Nederland.
De Japanners rukten op vanuit de omgeving Kefannanoe naar Atamboea. Op 1 april werd Atamboea bezet door Japanse eenheden bestaande uit ongeveer vijftienhonderd man. De reorganisatie van Van Swieten barstte uiteen, net als de KNIL troepen in Atamboea.
Op Nederlands-Timor werden de laatste restanten van verzet verder uitgedund. Ondertussen hielden Veale en Van Straten, na de tweede opsplitsing in Atamboea, op 9 april in Lolotoi op Portugees-Timor een tweede overleg over de aanpak van de guerrilla. Ze besloten om de guerrilla’s nu op Portugees gebied te concentreren, in de omgeving van Fohorem en Tilomar. Van Straten vaardigde een dienstbevel uit om de concentratie van de manschappen op Portugees grondgebied verplicht te stellen. Op 11 april vond in Tilomar een bespreking plaats met de officieren van het KNIL waarin Van Straten zijn plannen uiteenzette, wat resulteerde in de tweede reorganisatie. Het bericht werd doorgegeven aan alle Australiërs en Portugezen om rondzwervende KNIL militairen richting Tilomar en Fohorem te sturen. Tevens werden ordonnansen en patrouilles erop uitgestuurd om de troepen te verzamelen.
Eind april waren er honderdveertig man verzameld. De maand april had bij het KNIL geheel in het teken van hergroepering gestaan. De troepen werden opgesplitst in drie eenheden onder kapitein Breemouer, kapitein De Jong en kapitein Van Swieten. Breemouer zou zich in Tilomar opstellen, Van Swieten in Dacola en De Jong in Fohorem. Er werden patrouilles gehouden met als doel de bevolking rustig te houden, inlichtingen te verkrijgen en ook om eerder verborgen wapendepots terug te vinden. Het KNIL kreeg veel eerder te maken met een vijandige houding van de Timoreese bevolking dan de Australiërs. Vooral het grensgebied was een gevaarlijk gebied, waar de kans op conflict met Timorezen groot was. Zo hebben er zich in deze periode enkele gevaarlijke botsingen met Timorezen voorgedaan.
Rond deze tijd kreeg het KNIL een brief overhandigd van de Japanners met het verzoek tot overgave. Na overleg met zijn officieren antwoordde Van Straten dat de KNIL troepen zich liever dood zouden vechten dan zich over te geven. Tijdens de eerste helft van april werd de voedselvoorziening gestabiliseerd. De meeste KNIL troepen hadden sinds 20 februari voortdurend honger geleden. Gelukkig kon er op krediet een voedselcontract afgesloten worden met een gepensioneerde luitenant van het Portugese leger.
7.2 Eindelijk hersteld radiocontact met Australië (half april – eind mei 1942)
Op 18 april wisten de Australiërs met de zelfgemaakte radio ‘Winnie the War Winner’ de communicatielijnen met Australië te herstellen. De situatie verbeterde enorm toen schoeisel en kinine werden gedropt door geallieerde vliegtuigen. Eén van de eerste resultaten van de herstelde verbinding was een geallieerd bombardement op Atamboea. Tijdens de verwarring van het bombardement konden er tachtig krijgsgevangen
KNIL-militairen ontsnappen. Op 3 mei werd vanuit Australië duidelijkheid verschaft over de nieuwe door generaal MacArthur geformuleerde doelstellingen: het voortzetten van de guerrillastrijd om de Japanse troepen op Timor vast te houden om te voorkomen dat ze wellicht naar Papoea-Nieuw-Guinea zouden worden gestuurd voor verdere veroveringen. Er kwamen voorlopig geen versterkingen. Wel kwamen de langverwachte voorraden vanuit Australië richting Timor met de schepen Kuru en Vigilant en geallieerde watervliegtuigen. De bevoorrading van het KNIL liet overigens te wensen over. Pas begin juli (!) waren de KNIL soldaten echter volledig voorzien van een nieuwe uitrusting.
De KNIL troepen werden, dankzij het groter aantal beschikbare KNIL manschappen, in mei ingedeeld in vier afdelingen, in plaats van de oude drie. De vier afdelingen stonden onder bevel van Breemouer in Tilomar, De Jong in Fohoren, Van Swieten in Fatululi en Lebos en Zijlstra in Dacola. Die groepen werden weer onderverdeeld in subgroepen van tien tot vijftien man. Er waren, ondanks de betrekkelijke rust en de grotendeels lichte patrouilles, toch momenten van confrontatie met Japanners voor het KNIL in mei.
7.3 Commandowisseling: Van Straten en Veale vertrekken naar Australië (eind mei – begin augustus 1942)
Op 24 mei 1942 werden Veale en Van Straten per Catalina-vliegboot richting Australië geëvacueerd. De informatie omtrent de situatie op Timor die Veale kon verschaffen, werd in Australië als uitermate waardevol beschouwd. Van Straten zou hem vergezellen bij de besprekingen in Australië, niet in de laatste plaats om te voorkomen dat de Australiërs alle eer naar zich toe zouden trekken. Hij zou later terugkeren naar Timor maar hij werd echter aangesteld als waarnemend legercommandant in Australië en bleef daar voor de rest van de oorlog. Hij kon in Australië meer voor het KNIL doen dan op Timor. Zo werden de pakketten met voorraden door Van Straten vanuit Australië geregeld.
Spence werd vervolgens bevorderd tot luitenant-kolonel en werd commandant van de Sparrow Force.
Callinan werd bevorderd tot majoor en nam de 2/2nd Independent Company over. Bij het KNIL nam kapitein Breemouer het stokje over van Van Straten. De totale sterkte van de geallieerde troepen werd op dat moment rond de 650 man geschat, waarvan er 221 man KNIL waren. Spence wilde orde op zaken stellen in de relatie met alle geallieerde troepen op Timor en hield daarom op 4 juni een bespreking met Breemouer bij de Nederlandse commandopost Tilomar. De samenwerking werd zowat op alle vlakken aanzienlijk verbeterd. Er werd besloten dat het KNIL de werkwijze van de Independent Company zou volgen. Zo werden enkele KNIL onderofficieren opgeleid bij de Independent Company in het gebruik van de door de Australiërs verstrekte Brenguns.
In juni traden de Japanners weinig op tegen het KNIL. Het KNIL had de handen veeleer vol aan het neerslaan van gewapende Timoreese bendes die de geallieerde troepen vanuit Nederlands-Timor bestookten. De KNIL pelotons waren zeer nuttig voor het inwinnen van informatie, want de inheemse KNIL troepen konden redelijk makkelijk spioneren in de dorpen. Het lukte het peloton Van Swieten om het gehele gebied van de Marae in Nederlands-Timor onder controle te krijgen. De Timorezen keerden zich onder andere tegen het KNIL in de Marae omdat ze vreesden dat de aanwezigheid van het KNIL meer Japanners naar het gebied zouden worden aangetrokken. De toename van geweld tegen de Timorezen door de Japanners maakte de inwoners van het hele gebied gespannen en angstig voor represailles van beide kanten. Het waren de Timorezen die gevangen raakten tussen twee vuren.
Door de maand juli heen namen de berichten toe dat de Japanners zich voorbereidden op een grote tegenaanval. Helaas kwamen er geen geallieerde troepen vanuit Australië om de guerrilla’s te ontzetten of bij te staan. Wat zou volgen in augustus, zou de voorgaande maanden tot kinderspel maken. De Japanse legerleiding wilde de hinderlijke guerrillasituatie op Timor voor eens en altijd klaren.