Skip to content

10. Het einde van de guerrilla op Timor

Auteur: Leo Bloemhard.

10.1 De eerste evacuatie pogingen en de ramp met de Armidale.

Het geallieerde plan was om de Nederlandse- en Australische-guerrilla’s en Portugese vluchtelingen te evacueren. De KNIL strijdkrachten zouden afgelost worden door een 63 man tellend detachement onder commando van Kapitein Stoll, die eerder uit Timor was ontsnapt. Voor deze operatie vertrokken op 28 november vanuit Darwin de houten motorboot HMAS Kuru en de 2 Australische  korvetten: HMAS Castlemaine en  HMAS Armidale (dat het detachement Stoll vervoerde).
De bedoeling was om tijdens de nacht van 30 november op 1 december 1942 aan de zuidkust van Portugees-Timor bij de plaats Betano te landen, het detachement Stoll af te zetten en vervolgens de KNIL Timor-guerrilla’s en een aantal zieke Australiërs naar Australië te evacueren. De 2/4th Independent Company zou samen met een kleine groep KNIL-vrijwilligers onder commando van Callinan achterblijven en de guerrilla voortzetten. De evacuatie kreeg de codenaam ‘Hamburger’

De Kuru had op 30 november om 23.45 uur Betano weten te bereiken. Op 30 november hadden de 2 korvetten aanzienlijke vertraging opgelopen door Japanse luchtaanvallen. Hierdoor arriveerden beide korvetten veel te laat (3.00 uur) en landden niet, omdat zij vermoedden dat op het strand Japanners aanwezig waren. Ze voeren vervolgens terug richting Darwin. De Kuru kon slechts 77 Portugese en één Australische evacué meenemen. Dit waren voornamelijk vrouwen en kinderen. Kapitein-luitenant J. A. Grant van de Kuru wachtte tevergeefs enkele uren op de andere twee schepen en besloot om op de afgesproken vertrektijd terug te gaan. Enkele uren later werden de evacués ’s ochtends 1 december op zee van de Kuru op de Castlemaine overgezet. Hierop voer de Castlemaine terug naar Darwin. De Armidale en de Kuru kregen opdracht om de evacuatie toch door te zetten en keerden om richting Timor. Beide schepen werden ontdekt door Japanse vliegtuigen en bestookt.

HMAS Armidale in Port-Moresby, Papoea-Nieuw-Guinea. 1942. Bron: https://www.navy.gov.au/hmas-armidale-i

De Armidale, met de KNIL troepen aan boord, werd op 1 december getroffen door twee Japanse luchttorpedo`s en zonk met een deel van de bemanning en KNIL-militairen. Het restant KNIL kon op een zelfgebouwde vlot en in een rubberboot klimmen. Slechts drie KNIL militairen en 46 Australiërs in een sloep en een boot werden door de Australische HMAS Kalgoorlie gered en naar Darwin overgebracht. Ruim honderd van de 149 opvarenden kwamen om het leven.
Van kapitein Stoll en overige KNIL militairen, die nog op een vlot gespot zijn door een vliegtuig, is nooit meer iets vernomen. De Kuru wist 23 luchtaanvallen te overleven en kon op 3 december 1942 Darwin bereiken.

10.2 De succesvolle evacuatie van de guerrilla’s door HMAS Tjerk Hiddes.

Het KNIL op het Timor strand had ondertussen tevergeefs gewacht op de schepen. Op 2 december ontving het KNIL op Timor een telegram over de dramatische ramp met de Armidale. Aanvankelijk was de evacuatie voor onbepaalde tijd uitgesteld. Om een opeenhoping van troepen te voorkomen – en zo een gemakkelijk doelwit te vormen voor Japanse luchtaanvallen – verbleven de KNIL militairen uit het westen en oosten verscholen in een bivak in de bossen tussen Alas en Fatu-Cuac.

Ondertussen trokken Japanse troepen naar Betano en naderden Fatu-Cuac tot op slechts vijftien kilometer. Gelukkig veroorzaakte een zware regenval flinke overstromingen van de rivier, wat de vijandelijke colonnes op afstand van de guerrilla’s hield.
Op 9 december kwam het bericht bij de KNIL troepen binnen dat de evacuatie nu zou plaatsvinden in de nacht van 10 op 11 december. Het evacuatiebevel was streng geformuleerd: het schip vertrok met óf zonder alle troepen aan boord. Deze evacuatie gold voor alle KNIL troepen..

De oostelijke troepen waren toch op tijd voor de eerste evacuatie!. De oostelijke KNIL troepen moesten zich haasten en nachten doormarcheren om de boot (letterlijk) niet te missen. Enkele groepjes raakten elkaar kwijt in het duister, maar werden tegen betaling door een Timorees begeleid richting Betano. In de stromende regen en in het holst van de nacht kwamen de oostelijke KNIL troepen aan op de nieuwe inschepingsplaats. Dat was maar goed ook, want zoals legerarts Van Duijl het onomwonden zei: ‘Verdwalen betekende op Timor achterblijven’.  De westelijke KNIL-troepen kwamen om 15:00 uur in Betano aan en troffen daar de oostelijke troepen van Zijlstra.

Na de mislukte poging om de guerrilla’s te evacueren met de Castlemaine en de Armidale, werd de

Vice-admiraal Willem Jan Kruys. Bron: Wikipedia

Nederlandse Hr. Ms. Tjerk Hiddes (een moderne torpedobootjager) aangewezen om deze gevaarlijke operatie uit te voeren. De kapitein van de Tjerk Hiddes, luitenant ter zee 1ste klasse W. J. Kruys kreeg geheime orders om vanuit Fremantle naar Port Darwin te varen, waar olie moest worden geladen en zes opvouwbare boten. Op 9 december vertrok de Tjerk Hiddes van Darwin naar Timor. De bemanning had pas op de dag na vertrek de inhoud van de missie te horen gekregen van Kruys. Kapitein Kruys kende de wateren van Timor goed van voor de oorlog en hij had in Darwin een patrouilleschema gekregen van de Japanse patrouillevliegtuigen, dat was buitgemaakt uit een neergehaald Japans vliegtuig. Uit ervaring wist Kruys, dat de Japanners niet snel af zouden wijken van hun schema`s.

Met kapitein Breemouer, de commandant van de KNIL guerrilla’s, was afgesproken dat hij, zijn mannen en andere vluchtelingen zouden verzamelen op het strand bij Betano waar zij om 23.00 uur drie grote vuren zouden ontsteken. Door voortreffelijk navigeren en timen kwam de Tjerk Hiddes precies op tijd op de juiste plaats aan. De Tjerk Hiddes ging op 800 meter uit de kust voor anker. De motorvletten sleepten de acht (of zes?) vouwboten tot de branding waarna de mannen van het landingsdetachement ze naar het strand peddelden. De motorvletten en vouwboten moesten twee keer heen en weer varen om alle evacués en manschappen aan boord te brengen. Nog voor 01.00 uur waren allen aan boord. 87 Portugese evacués, 50 Australische zieken, 64 Australiërs (van de  2/2nd Independent Company) en 192 man KNIL militairen. Een kwartier later werd het anker gelicht en ging de Nederlandse torpedobootjager weer met een vaart van 30 knopen terug naar Australië. De gehele operatie was heel efficiënt uitgevoerd.

Op 14 december vertrok Hr. Ms. Tjerk Hiddes uit Port Darwin voor een 2e missie naar Timor. Ditmaal was de afgesproken landingsplaats plaats 8 mijl ten oosten van Betano en zou de rest van het 2 Independent Coy ophalen. Tegen 00.30 uur waren alle te evacueren personen, circa 240 Australische commando’s en 30 Portugese geestelijken aan boord en kon de torpedobootjager vertrekken. Na opnieuw een voorbeeldig uitgevoerde operatie liep de Tjerk Hiddes rond 17.00 uur op 16 december Port Darwin binnen.

De volgende nacht vertrok Hr. Ms. Tjerk Hiddes voor de derde en laatste maal naar Timor. Deze keer moesten

Hr. Ms. Tjerk Hiddes in de haven van Rotterdam. 10 oktober 1949

Portugese kolonisten en Timorese burgers opgehaald worden bij Aliambata, op de zuidoostkust van Timor. Rond 23.00 uur op 18 december werden de eerste seinen gewisseld met de personen op het strand en een half uurtje later begon de ontscheping van de voorraden voor de achter gebleven guerrilla’s van de 2/4th Independent Company en de inscheping van de ruim 310 evacués. Tevens ging er nog 4,5 ton rubber mee aan boord terug naar Australië. Op 19 december rond 11.00 uur arriveerde de torpedobootjager in Port Darwin.

De Timor-operatie door de Tjerk Hiddes -waarbij in totaal zo’n 1200 personen werden geëvacueerd-was volledig geslaagd en de manier waarop dit gebeurde, was een voorbeeld van effectief militair optreden en oogstte veel respect. In 1943 kreeg Kruys de Legion of Merit opgespeld namens de Amerikaanse president Roosevelt. Vanwege de snelheid en het ‘vaste traject’ zou de Tjerk Hiddes volgens sommigen ook wel de ‘Timor Ferry’ zijn genoemd.

De evacuatie kwam geen dag te laat. Naar schatting bevonden er zich halverwege december 1942 zo’n 12.000 Japanse manschappen op Timor. De vraag is hoe lang de guerrilla’s het tegen die Japanse overmacht, de anarchie en chaos van de interne Timoreese strijden, gepaard met een erbarmelijke voedselsituatie, hadden kunnen uithouden.
De herinnering aan de aankomst van de Tjerk Hiddes stond bij veel KNIL soldaten op allerlei manieren in het geheugen gegrift (zie de persoonlijke verhalen).

10.3 Het emotionele afscheid van de criados.

Het vertrek van vooral de Australische guerrilla’s had voor de criados echter een bijzonder wreed karakter. Zij mochten namelijk niet mee op het schip naar Australië. Deze jongemannen – vaak waren het amper tieners – waren op Timor als spionnen, dragers en eigenlijk als “manusje van alles” steun en toeverlaat geweest van de Australische en KNIL guerrilla’s. Deze jongens hadden immers de Australiërs (en KNIL soldaten) toegewijd gediend en konden op weinig sympathie en genade rekenen van zowel de Japanners als de pro-Japanse Timoreese bevolking. De Portugese koloniale heersers konden hen ook niet meer helpen, aangezien hun gezag inmiddels praktisch volledig was vervlogen.

10.4 Eindspel – de laatste guerrillastrijders op Timor.

Nadat de 2/2nd Independent Company vertrokken was, nam de activiteit van de vijandelijke Timoreese bevolking aanzienlijk toe. Ook de Japanners rukten steeds meer op. In de eerste week van januari 1943 werd besloten om ook de commando`s van de 4th Independent Company terug te trekken uit Timor. In de nacht van 9 op 10 januari lukte het om de 282 Australische guerrilla`s , de 16 KNIL-vrijwilligers en 30 Portugese kolonisten aan boord te nemen van de moderne Australische torpedobootjager HMAS Arunta. Een klein team van de Australische inlichtingendienst dat bekend stond als Z–force en het restant van de 4th Independent Company (S-Force onder Lt Flood) waren op Timor achtergebleven. Hun opdracht was om de Japanners te bespioneren en hun troepenbewegingen en –opbouw te monitoren. Hun aanwezigheid werd echter al snel door de vijand ontdekt en op 10 februari 1943 werden zij geëvacueerd door de Amerikaanse onderzeeboot USS Gudgeon (SS-211). Hiermee kwam een einde aan de aanwezigheid van geallieerde troepen op Timor.

De guerrilla op Timor – die bijna een jaar geduurd had – was voorbij. De oorlog echter niet en de Timoreese bevolking zou tot de Japanse overgave op 15 augustus 1945 veel te verduren krijgen. Ongeveer 40.000 Oost-Timorezen zijn gestorven door de gevechten en de Japanse onderdrukking.

10.5 De guerrilla troepen van het KNIL recupereren in Australië.

KNIL Timor guerrilla’s in Darley Camp, Australië. Van links naar rechts: Th. de Winter, Breemouer, J. W. Zijlstra en onbekend (wellicht E. Meis of M. Horstink). Waarschijnlijk 1943.

De ontvangst van de guerrillastrijders in Darwin was hartelijk en uitbundig. Maar al spoedig moesten zij 400 km doorreizen naar Larrimah om voor 1 maand in quarantaine gaan. Na enige tijd werden de KNIL militairen voor een korte periode naar een kamp bij het Alice Springs en Adelaide gebracht. Hier was eindelijk gelegenheid voor wat ontspanning na de quarantaine en recuperatie. Men kon bars en restaurants bezoeken en de Australische bevolking ontmoeten.
Na hun quarantaine werden de KNIL militairen op 14 januari 1943 geplaatst in Darley Camp, zo’n vijftig kilometer ten noordwesten van Melbourne. In Darley Camp werd, onder commando van kapitein Breemouer, de

Timor Kruis van FW Bloemhard
Timor Kruis

3e Compagnie KNIL gevormd.

10.6 De Timor guerrilla’s worden onderscheiden.

Op 3 februari 1943 in Darley Camp ontvingen de Timor-guerrillastrijders – bij koninklijk besluit- de

KNIL soldaten worden geïnspecteerd in Camp Darley in Australië. De saluerende militair is schout-bij-nacht Koster. Rechts naast hem loopt Van Straten. Achter Koster met de helm op loopt Breemouer. 3 februari 1943. Bron: NIMH

onderscheiding: “het Ereteken voor belangrijke krijgsverrichtingen met de gesp “Timor 1942”. Ook wel het Timor Kruis genoemd. Luitenant-kolonel Van Straten werd gedecoreerd met de Militaire Willemsorde 4. Breemouer, Zijlstra, Kambeij, Houkes, Sumerah, Bisman, de Winter, de Jong, Schreuder, Van Haren, Vrijens, Strik, Tahaparij en brigadier de Man kregen het Bronzen Kruis (BK) onderscheiding. Ook aan sergeant Hitahiron, wachtmeester v/d Kolk en kanonnier Broekstra was het BK toegekend, maar deze waren nog in Timor of waren krijgsgevangen.

Op 31 maart 1943 mochten de Timor-guerrillastrijders meelopen in de parade in Melbourne die gehouden werd ter ere van de 9e Australische Divisie.

KNIL guerrillastrijders en andere KNIL soldaten marcheren in een parade in Melbourne. De Nederlandse vlag is goed zichtbaar. 1943. Bron: Privécollectie B. en A. van Duijl.

10.7 De KNIL guerrilla’s pakken hun militaire activiteiten weer op.

Voor vele guerrilla’s was de Timor guerrilla bepaald niet het einde van de oorlog. Nadat de manschappen, die geen blijvend letsel hadden opgelopen, weer aangesterkt waren, kregen zij nieuwe taken toebedeeld. Sommigen in meer ondersteunende functies, anderen werden ingezet bij gevechtsacties van de geallieerden bij hun opmars richting Nederlands-Indië. In eerste instantie gebeurde dit via Nieuw-Guinea. Zo werden KNIL guerrilla’s door middel van risicovolle droppings afgezet op Nederland-Indisch grondgebied om bijvoorbeeld inlichtingen te verzamelen over vijandelijke troepenbewegingen, zoals sergeant B.F. Pejoh.

Enkele andere voorbeelden: Sergeants de Vrijer, Poulos, de Ruyter en luitenants Meis en Zijlstra werden opgeleid tot gids en tolk voor de Amerikaanse en Australische troepen  en kregen in Brisbane een training bij de Far East School for Counter Intelligence van de United States Forces. Ze werden benoemd tot agenten van het  Amerikaanse Counter Intelligence Corps en werden later ingedeeld bij de opmars van Amerikaanse en Australische troepen, naar eilanden als Nieuw-Guinea, Biak en Tarakan.
Sommige KNIL guerrilla’s, zoals, Sgt. Majoor van Haren, gingen in dienst van de in Australië opgerichte inlichtingendienst Netherlands East-Indies Intelligence Service (NEFIS).
Dr. Locher werd als civiel ambtenaar tewerkgesteld bij de NEFIS. Bovendien doceerde hij vanaf juli 1943 volkenkunde aan de Bestuursschool in Melbourne. Na de Japanse overgave op 15 augustus 1945 keerde Locher aan het einde van diezelfde maand al terug in Koepang als speciaal lid van de Netherlands Indies Civil Affairs (NICA).

Lt. Zijlstra bezocht de Australian Army Intelligence School in Victoria en de Jungle Warfare Training Centre in Canungra in Queensland. Hij werd gepromoveerd tot kapitein op 27 mei 1943 en werd gestationeerd in Merauke met de 3e Compagnie. Sgt-majoor Bakker kreeg overplaatsing naar de Materiële Dienst van het Wapen der Militaire Luchtvaart en werd op 12 juni 1943 uitgezonden maar Merauke als lid van de 3e Compagnie KNIL.

Lt. Horstink en C. L.Begeman werden geplaatst bij het Nederlandse 18e Squadron ML-KNIL.
Nadat de opleiding afgerond was, kreeg Horstink een vrij bijzondere eerste missie: op 6 april 1943 moest hij bommen werpen op Dili. Het moet hem een bevreemdend gevoel hebben gegeven om na bijna één jaar ontberingen aan de grond op het eiland, nu zelf vanaf de lucht terug te kunnen slaan.