Via de oproep aan de “Nazaten van Timor veteranen” in de Nieuwsbrief van Pelita kwam ik in contact met Leo Bloemhard. Zijn oproep kwam als geroepen, want mijn vader Leendert Thomas is ook een Timor veteraan. Ik heb dat later pas ontdekt omdat er bij ons thuis weinig tot niets over “vroeger” werd gesproken.
Ik begreep wel van mijn vader, dat Timor een belangrijke rol in zijn leven speelde, af en toe werd het KNIL genoemd en Timor–Dilly. Thuis werd er bewust gezwegen over de oorlog in voormalig Nederlands-Indië.
Door mijn beroep als maatschappelijk werker, kon ik later pas begrijpen dat mijn vader leed aan een onverwerkte PTSS (posttraumatisch stresssyndroom). Helaas stierf mijn vader toen ik 13 jaar was. Na zijn overlijden hoorde ik van mijn moeder van een bestaan van een dochter van mijn vader in Australië. Ik wist nu van haar bestaan, maar zij waarschijnlijk niet van het bestaan van haar halfbroers en zussen. Met deze gedachte ben ik een zoektocht gestart naar mijn halfzus. Ik had vele vragen: waarom was mijn vader in Australië, wat deed hij daar, was hij getrouwd, waarom had hij nooit iets gezegd? Ik ben gaan speuren en vond informatie over mijn vader en zijn oorlogstijd in Nederlands-Indië en Australië.
In 2015 (ik was 57 jaar, de leeftijd waarop mijn vader was gestorven). Heb ik op het 10-jarig jubileum van Bronbeek een korte voordracht mogen houden: “Ik zoek mijn halfzus en vind mijn vader”. Ik heb mijn halfzus niet gevonden, maar mijn vader postuum eer kunnen bewijzen.
Mijn vader werd in zijn twintiger jaren in de Tweede Wereldoorlog als KNIL-militair naar Timor gestuurd. Hij heeft meegevochten in een guerrillastrijd in het ruige gebied op Timor tegen de Japanse bezetter. Het had hem gevormd, maar ook getekend.
Na zijn strijd op Timor als onderdeel van het KNIL werd de strijd met de geallieerde troepen voortgezet tegen de Japanse overheerser op Borneo-Balikpapan. Hier ontmoetten mijn ouders elkaar. Na de capitulatie van Japan volgde de Bersiap, de strijd om het behoud van Nederlands-Indië/de politionele acties en de opheffing van het KNIL. Mijn vader werd als onderdeel van de speciale troepen onder de Koninklijke Landmacht (KL) geplaatst. Mijn vader en gezin werden in 1951 per boot naar Nederland gerepatrieerd. Hierop volgde ontslag omdat de voormalig KNIL-soldaten geen aansluiting kregen bij de KL in Nederland waarop werkloosheid volgde. Mijn ouders en hun gezin kwamen in contract pensions terecht. In 1955 kozen zij voor een nieuw bestaan in de tropen nl. Nederlands Nieuw-Guinea.
Daar, raakte hij weer betrokken in de strijd tegen Indonesië om Nederlands Nieuw-Guinea. Mijn moeder en de kinderen zijn in 1962 naar Nederland gerepatrieerd, mijn vader kwam later.
Mijn vader had ook deze strijd overleefd en het verblijf in Nederland was nu voorgoed. Al deze ingrijpende gebeurtenissen hebben een wissel getrokken op het bestaan van mijn ouders. Mijn vader werd ziek. In 1972 is mijn vader na een lang ziekbed op 57-jarige leeftijd gestorven.
Ik vind het belangrijk dat deze onderbelichte strijd op Timor onder de aandacht wordt gebracht. Daarom vind ik ons onderzoek zo belangrijk. De strijd om vrijheid die onze vaders en alle betrokkenen op Timor hebben gestreden, moet meer bekend gemaakt worden.
De informatie die wij als projectteam over het KNIL verzet in Timor vergaren is ook belangrijk voor mijn persoonlijke zoektocht naar mijn halfzus. En ik hoop daarbij mijn bloedverwant(en) in Australië te vinden.