Skip to content

Jacques Stoll

Auteur: Gerard van Haren
Als roepnaam is gebruikt Jacques. Indien dit niet juist is, verzoeken wij u ons daarover te informeren. Familieleden en kennissen van kapitein Stoll wordt gevraagd om meer informatie, om dit verhaal vollediger te maken.

Inleiding

Volgens zijn Nederlands Staat van Dienst is Jacques Charles Louis Stoll op 10 april 1910 te Soerabaja, Nederlands Indië, geboren. Zijn ouders waren Frederik Henri Stoll en Jacoba Cornelia Huberta Buutveld en zijn broers en zussen Daniel Frederik Martin Henry, Johan Willem Frederik en Betsy Frederika Jacoba (Riek) Stoll. Uit het Bevolkingsregister van Leiden blijkt dat hij van 14 september 1920 tot 22 oktober 1928 in Batavia heeft gewoond en op 26 maart 1929 tijdelijk op de Vreeswijkstraat 16a in Leiden is gaan wonen. Op 3 oktober 1929 is Jacques naar Breda (KMA) verhuisd. Uit zijn jeugd is verder niets bekend.

Militaire carrière

Op 14 juli 1927 meldt Jacques zich als vrijwilliger als aspirant kornet aan bij het 4e regiment Veldartillerie en verbindt zich voor 8 jaar bij de landmacht. Op 14 juli 1927 is zijn eerste oefening. 2 jaar later wordt hij toegelaten tot de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Op 31 juli 1932 rond hij zijn opleiding af en wordt hij bevorderd tot 2e luitenant bij het wapen der Infanterie van het KNIL. Hij vertrekt op 19 oktober 1932 met het motorschip Indrapoera naar Nederlands Indië. Wat hij tot aan zijn overplaatsing naar Timor heeft gedaan, is onbekend.  Ook is niet bekend of hij is getrouwd en kinderen heeft gekregen.

De Timor-Dilly Expeditie

Op [datum] wordt Jacques ingedeeld bij het detachement Koepang van het Garnizoensbataljon Timor en onderhorigheden. Onder zijn commando worden op 15 december 1942 negen brigades van 19 man van dit detachement ingedeeld bij de Timor-Dilly Expeditie, dat onder commando staat van luitenant-kolonel (overste) N.L.W. (Nico) van Straten. Voor het in- en uitladen van materieel worden 40 veroordeelden, die onder toezicht staan van het detachement Koepang, meegenomen. De volgende dag schepen deze brigades en veroordeelden, uit Java met vliegtuigen aangekomen artilleristen en mitrailleursecties en 2 van de 3 Platoons van de Australische 2nd Independent Company zich in de baai van Koepang in op de Hr.Ms. Soerabaja en de Canopus voor Dilly, de hoofdstad van Portugees Timor. De dag daarna wordt bij Dilly ontscheept en wordt gestart met het maken van verdedigingswerken voor een mogelijke Japanse inval. 20 Karabijnschutters van Jacques worden toegevoegd aan de stafwacht van sergeant van Nuissenburg. 3 Koepang-brigades en de veroordeelden keren daarna (met Stoll?) terug naar Koepang. De laatste week van januari 1942 arriveert Jacques weer in Dilly en krijgt hij op 9 februari 1942 van de expeditie commandant de opdracht om “de rijweg Dilly-Atamboea zo ver mogelijk per auto te volgen en ter plaatse waar de auto niet verder kon een magazijn te bouwen voor vivres en munitie”. Nabij Hatolia wordt dit levensmiddelen- en munitiedepot, onder leiding van Jacques en onder toeziend oog van een korporaal en 8 minderen, door plaatselijke arbeiders (koelies) ingericht. 2 dagen later begint vanuit Dilly de opvoer van voorraden naar dit depot. Ook werd bij het depot een bivak voor 600 man gebouwd. Dit depot en bivak was bedoeld als basis voor een vrijwillige terugtocht, als voor een mogelijke guerrilla. Op 18 februari arriveren bij het bivak nog 1 sergeant en 5 leden van het ongewapende Korps van Barisan, een hulpkorps.

Dit bivak was op 20 februari 1942, de dag van de Japanse inval in Timor voor de helft klaar. Jacques wordt door een “Desportado”  (een Portugese banneling in Timor) en een Chinees over de Japanse inval geïnformeerd. Omdat, volgens de Desportado en de Chinees, de Japanners tot Ermuak waren doorgestoten, besloot Jacques de volgende dag zo veel mogelijk munitie naar Atamboea over te brengen. Op 24 februari 1942 arriveerde hij met de munitie, 56 koelies met paarden en zijn 15 manschappen in Atamboea. Hij mocht van de Detachementcommandant daar niet terugkeren naar Hatolia om de overige munitie en levensmiddelen op te halen. In Atamboea treft hij met Australiërs mee gevluchte militairen aan van het Detachement Koepang. Enkele daarvan kent hij. 3 Dagen later arriveert de Expeditie-commandant van Straten in Atamboea en de dag daarna de uit Dilly gevluchte KNIL-militairen. Of al Jacques zijn manschappen uit Dilly zijn meegekomen, is onduidelijk. Bekend is dat, tijdens de afwezigheid van Jacques, de meeste van zijn manschappen in Dilly waren ondergebracht bij de afdeling van Luitenant Meis. Velen van deze afdeling, met name Menadonezen, zijn tijdens de Japanse landingen in Dilly gedeserteerd.

Ontsnapping uit Timor

Op 28 februari 1942 vaardigt van Straten het bevel uit dat alle in Atamboea aanwezige KNIL-militairen zich in kleine groepjes (6 tot 9 man) moeten verspreiden. Dit in verband met de voedselsituatie. Hij geeft toestemming om zo mogelijk Timor te verlaten.  Jacques maakt van het laatste gebruik. Samen met Officier van Gezondheid H. Neeb, de sergeants J. de Maar (fungeerde als kok), en F.H. Meyer (machinist), allen afkomstig van het detachement Koepang, voeren ze van Wini, gelegen aan de noordkust van Nederland Timor,  naar het eiland Flores. Op Flores voegden zich de luitenant H.P van den Dool en sergeant C.E. Kroese bij hen. Met een parelvissersboot, de Princess Mary, werd op 20 maart vertrokken van de baai van Aimere.

Aan boord van de ‘Princess Mary’. V.l.n.r. Neeb, Meyer en Kroese. Daarachter v.l.n.r. de Maar, v/d Dool en Stoll. Gemaakt door Kroese met tijdontspanner

’s Avonds brandde de koppakking van dieselmotor door en moest de reis zeilend voorgezet worden. Door de regen en de huizenhoge golven moest vaak gehoosd worden. De koppakking kon vervangen worden, zodat langzaam gemotord verder kon worden gevaren. Op 31 maart 1942 bereikte ze een eiland boven Australië en op 2 april Cape Leveque. Daar lieten ze de Mary achter en arriveerde zondagmiddag 5 april in Broome. Op 9 april vertrokken ze per vliegtuig naar Perth en vervolgens per boot naar Melbourne waar Jacques en zijn mede reizigers zich de volgende dag op het Hoofdkwartier meldden.

Weer op Timor

Inmiddels zijn de KNIL-troepen in Portugees Timor bij de grens van Nederlands Timor weer hergegroepeerd en proberen, in navolging van de Australische troepen, een guerrilla-oorlog te voeren. Aan alles ontbreekt het hen. Stoll wordt gevraagd naar Timor terug te keren en daar de behoeften te inventariseren. Op 24 mei 1942 komt hij daar met een vliegboot (Catalina) aan en meldt zich 3 dagen later om 20:00 uur bij het hoofdkwartier in Tilomar. Met deze vliegboot vertrekken de expeditie-commandant en de geallieerde commandant in Timor, brigade-generaal Veale, naar Australië. Voor Stoll worden door de afdelingscommandanten behoefte-staten opgesteld en zij hebben de volgende dag overleg met hem over deze staten. Op 31 mei 1942 vertrekt Jacques naar het Australische hoofdkwartier in Mape. Niet is bekend of hij met de HMAS Kuru (31 mei 1942 eerste vaart tussen Darwin en Betano en terug) naar Australië is gevaren of per vliegboot (Catalina) naar Darwin is overgebracht. De patrouilleboten HMAS Kuru en de Vigilant zouden in de volgende maanden de KNIL-behoeften naar Timor brengen.

Vervangingsdetachement Timor   

In februari 1942 was het detachement van kapitein Molenbrugge in Melbourne aangekomen. Zij hadden ongeveer 1000 geïnterneerde Japanners uit Java afgeleverd in Adelaide en Melbourne. Kort daarna arriveerde ook het Detachement Edwards van Muyen uit Nieuw-Guinea.  16 inheemse manschappen werden gelegerd in Queens Mansions in Melbourne en 184 op Royal Park in Melbourne. Van de 184 waren 61 Europese KNIL-militairen, waaronder 27 officieren.  De detachementen Molenbrugge en Edwards van Muyen werden opgedeeld in twee groepen. Een groep werd in juni ingezet in Merauke, Nieuw Guinea, de andere groep, bestaande uit 3 subgroepen, in dezelfde maand op Aroe-, Kei- en Tanimbar-eilanden. De acties op de eilanden mislukten, maar een deel van de manschappen kon terugkeren naar Melbourne. In september wordt door het Headquarters Allied Landforces South West Pacific Area besloten om de in Timor strijdende Australische en KNIL-troepen te vervangen. Aangewezen wordt het Australische 2/4 Independent Compagnie en Jacques zou de KNIL-vervangingstroepen gaan leiden. Hij is intussen bevorderd tot kapitein. Medio oktober 1942 arriveert hij bij het te formeren vervangingsdetachement in Royal Park in Melbourne. De manschappen bestaan uit lang- en kortverband-infanteristen en marechaussees, onvoldoende geoefende soldaten. Er zitten enkele oproerkraaiers bij van de compagnie van kapitein Molenbrugge. Als officieren krijgt hij toegewezen de luitenants G.L. Snell en P.E.H. Bodel Bienfait en Officier van Gezondheid R. Frank. Bodel Bienfait is van de Artillerie, geen infanterist, laat staan iemand die kennis heeft van de guerrillastrijd. De onderofficieren, vaak net bevorderd, hebben nog onvoldoende overwicht op de soldaten. Door het ontbreken van bewapening, uitrusting en een oefenterrein en een parade op 27 oktober 1941, kan Jacques pas de dag daarna beginnen met het oefenen van zijn manschappen. Hij heeft een maand de tijd om zijn manschappen te leren kennen en te oefenen. Luitenant Snell, die begin februari gevlucht is uit Ambon en in juni nog actie op de Aroe-eilanden (Dobo) onder Edwards van Muyen had gevoerd, wordt naar Timor vooruit gestuurd om de vervanging voor te bereiden. Snell komt op 13 november 1942 in Timor aan.

In een brief begin november 1942 aan luitenant-kolonel van Straten, toen waarnemend legercommandant in Australië, spreekt Jacques zijn zorgen uit over de zeer korte tijd die hij krijgt om zijn detachement gevechtgereed te maken.  Het moreel van zijn troep is laag. Geen van de manschappen spreekt Tetun of Portugees en maar een enkeling gebrekkig Engels. De Brenguns, handgranaten en walkietalkies zijn nog niet gearriveerd. Daarmee oefenen kon dus niet. Met de ontvangen Johnsongeweren is maar 10 keer geoefend. En nog maar 2 weken tot aan het vertrek. Jacques stelt een uitstel voor van 3 maanden. Maar namens van Straten beveelt zijn chef staf, kapitein H.J. de Vries, Jacques om op 15 november 1942 zich met 1 sectie per trein te begeven naar Darwin.  Daar zal hij 24 KNIL soldaten uit Merauke treffen, onder leiding van sergeant G. Teljeur, die worden toegevoegd aan zijn “detachement”. Zijn sectie is onvoldoende geoefend en nu krijgt hij er een sectie bij die hij niet kent. Het Commando Northern Territory zal de overbrenging naar Timor verzorgen. In Timor zal het detachement vallen onder Major Callinan, commandant Sparrow Force, die hij nog van Dilly kent.

Ondergang van de Armidale en het vervangingsdetachement

Op 29 november 1942 vertrekt het Detachement Stoll, bestaande uit 63 man, om 12 uur aan boord van het Australische korvet H.M.A.S. Armidale uit Port Darwin. Het korvet H.M.A.S. Castlemaine voer mee. De op te halen Australische en KNIL-troepen waren al op weg naar het strand in Betano, Timor. De H.M.A.S Kuru, een patrouilleboot die de overtocht naar Betano vaker had gemaakt, was ’s nacht al vertrokken. De volgende nacht om 3:00 uur bereikte de beide korvetten Betano. Het detachement Stoll aan boord werd klaargemaakt voor debarkatie, maar de antwoordlichtseinen vanaf de kust waren volgens de kapitein van de Armidale onjuist.  Een sloep van de Castlemaine keerde terug met de mededeling dat de Japs zich op de kust bevonden.  Omdat gedacht werd dat ze niet op de juiste plaats waren, voeren beide corvetten weer terug richting Darwin. De Kuru was wel op de juiste plaats aangekomen en had op het Betano-strand de voorraden uitgeladen en de eerste evacuees (vrouwen en kinderen) ingeladen. De Kuru voer naar de Armidele en Castemaine en de evacuees werden overgeladen op de Castlemaine. Deze voer terug naar Darwin. De Kuru en de Armidale voeren daarna terug naar Betano, maar werden door Japanse vliegtuigen verkend en beschoten. De Armidale werd op 30 november 1942 om 15:10 uur getorpedeerd en zonk met een gedeelte van het Detachement Stoll (ongeveer 24 man waaronder de sergeanten Teljeur, Keijzer en Soewondo). Jacques, luitenant Bodel Bienfait en officier van gezondheid Frank en ongeveer 18 KNIL militairen konden op drijvend materiaal en in een rubberboot klimmen, maar werden vanuit de lucht gemitrailleerd. Van het drijvend materiaal werd met enkele Australische marinemensen een vlot gebouwd. Enkele KNIL-soldaten gedroegen zich agressief en Jacques moest ze met zijn pistool tot rust manen. De overige Australische marinemensen, waaronder de kapitein, zaten in een lekke en daarna herstelde motorsloep en een whaler (werkboot) met kapotte motor. Het vlot en de rubberboot zijn nog een tijd voortgetrokken door de motorsloep met daarachter de whaler. De motorsloep is daarna alleen doorgevaren en is door een Australisch vliegtuig ontdekt. De opvarenden, 17 Australische marinemensen en 3 KNIL-soldaten, zijn door de Australische marine gered en overgebracht naar Darwin. Hetzelfde gebeurde met de whaler met daarop 19 Australische marine- en landmacht personeel. Het vlot, met daarop waarschijnlijk Jacques, is nog op 8 december 1942 vanuit een Catalina vliegboot gefotografeerd, maar de opvarenden, ook van de rubberboot, zijn niet gered. Dit ondanks zoekacties van de Royal Australian Air Force en Navy tot 13 december 1942. Onduidelijk is hoe ze aan hun einde zijn gekomen.   

8 december 1942. Luchtfoto van de overlevenden van de Armidale op het vlot. Waarschijnlijk zijn dit de KNIL-militairen,  maar de foto is te onduidelijk om het zeker vast te stellen. De mannen zijn nooit meer teruggevonden..

Een reactie plaatsen

Your email address will not be published. Required fields are marked *