Auteur: Steffie Groothedde (achterkleinkind)
Timor-gedeelte: Gerard van Haren
Inleiding
Dit verhaal heb ik geschreven aan de hand van informatie dat we hebben gevonden over mijn overgrootvader Cornelis Gerrit van Rossum. Ik wist niet veel over hem. Mijn opa (Cees van Rossum) heeft wel eens over hem verteld. Dat hij jong was overleden in de oorlog en op zee. Meer wist ik eigenlijk niet. Ik kan mijn verhaal helaas dus ook niet toetsen aan verhalen die nog bekend zijn over mijn overgrootvader.
Na het overlijden van mijn opa hebben mijn moeder (Tosca Groothedde-van Rossum) en mijn tante (Bianca van Rossum) besloten om meer te weten te komen over hun familie. Zodoende kwam ook mijn overgrootvader in beeld. De sleutel tot zijn verhaal lag met name bij zijn militaire loopbaan en bij zijn overlijden op een Australisch schip. Hoe zat dit precies?
Nadat mijn moeder en tante vastliepen in hun speurtocht, schakelde ze mijn hulp in. Zelf ben ik namelijk ook militair en mogelijk kon ik via het Ministerie van Defensie meer vinden?
Nou zo makkelijk bleek dat niet te zijn, want waar kun je al die informatie dan vinden? Het Nationaal Instituut voor Militaire Historie (NIMH) wist wel iets te vinden, maar niet een compleet verhaal over Cornelis.
Toen kwam ik op Facebook de pagina ‘erkenning KNIL militairen’ tegen. Via deze pagina kwam ik in contact met Marco Huysdens, ook een militair en KNIL-afstammeling. Hij spant zich in voor KNIL-oorlogsveteranen en helpt nabestaanden om meer informatie te vinden. Dankzij zijn hulp ben ik meer te weten gekomen over mijn overgrootvader. Met deze informatie heb ik postuum het mobilisatie oorlogskruis voor hem aangevraagd. Deze medaille en de bijbehorende erkenning en waardering heeft Cornelis Gerrit van Rossum op 7 december 2021 postuum ontvangen.
Commandant Landstrijdkrachten Luitenant-generaal Martin Wijnen reikt het Mobilisatie oorlogskruis aan mijn moeder en tante. Zelf sta ik ook op deze foto.
Achtergrond.
Cornelis Gerrit van Rossum is geboren op 13 april 1912 te Sliedrecht als zoon van Cornelis van Rossum en Janna Zuidweg. Zijn
vader Cornelis van Rossum was geboren op 2 oktober 1869 te Stad aan ‘t Haringvliet en overleden op 29 december 1946 te Sliedrecht. Hij was Rijksveldwachter. Zijn moeder Janna Zuidweg was geboren op 5 januari 1878 te Driewegen en overleden op 12 mei 1912 te Sliedrecht. Zij was winkelierster. Zij zijn getrouwd op 27 januari 1910 te Heinkenszand en kregen naast Cornelis in ieder geval nog een dochter genaamd Cornelia Janna van Rossum, geboren op 18 oktober 1910 te Heinkenszand.
Voor hij in dienst ging heeft Cornelis Gerrit gediend bij de Vrijwillige Landstorm van 12 augustus 1930 tot en met 3 april 1932 te Breda. Op 4 april 1932 werd hij ingelijfd als gewoon dienstplichtige van de lichting 1932 uit Sliedrecht, nummer 11, bij de Specialisten Compagnie van het 6e Regiment Infanterie. De Specialisten Compagnie was een van de drie compagnieën van een infanteriebataljon naast de Tirailleurcompagnie en de Mitrailleurcompagnie. Bij zijn keuring was hij 1,67 meter en werd hij aangemerkt voor de onderofficiersopleiding.
Tot korporaal werd hij bevorderd op 4 mei 1932 en tot sergeant-titulair op 2 juli 1932 en op die dag ging hij over naar de Tirailleurcompagnie. Op 3 september 1932 ging hij met groot verlof en werd een dag later bevorderd tot sergeant.
Op 4 juli 1934 is Cornelis voor vijf jaar vrijwillig verbonden bij de ‘overzeesche weermacht’ als soldaat. Hij werd op 14 september
1934 geschikt bevonden voor uitzending en ging op 3 oktober 1934 te Rotterdam aan boord van het s.s. Sibajak naar Nederlands-Indië, waar het schip op 1 november 1934 aan kwam te Tandjong Priok. Hij kreeg stamboeknummer 90441 en werd ingedeeld bij de Telefooncompagnie van het Technisch Bataljon in Tjimahi en gedurende 1935 opgeleid tot telefonist bij de Telefooncompagnie. Een van zijn instructeurs was de toen Sergeant H.Th. Marneth en in de opleiding zaten o.a. ook A. Broekman en M.M.J.H. Lutgendorp.
Aangekomen in Nederlands-Indië trouwt Cornelis op 19 februari 1936 met Amelia Francina van Koppenhagen. Zij is geboren op 23 januari 1912 te Meester Cornelis (vroegere naam van Jatinegara, een stadsdeel van Jakarta) en al vroeg overleden op 21 juni 1938 te Tjimahi. Zij kregen samen twee kinderen: Cornelis Gijsbertus van Rossum (mijn opa), geboren op 20 december 1936, en Jan Petrus Hermanus van Rossum, geboren op 16 november 1937.
Per 27 juni 1936 is Cornelis over gegaan naar het Wapen der Genie als geniesoldaat der 2e klasse telefonist. Op 26 januari 1937 werd hij geniesoldaat der 1e klasse telefonist.
Na het overlijden van zijn eerste echtgenote is Cornelis op 1 maart 1939 te Bandoeng getrouwd met Theodora Petronella van der Pluym, geboren op 2 juni 1922 te Banjoewangi, Oost-Java. Samen kregen zij een dochter Theodora Johanna van Rossum, geboren op 24 januari 1941.
De Timor-Dilly Expeditie
Op 7 december 1941 valt Japan Pearl Harbor aan en start hiermee de oorlog in de Pacific. Nederland verklaart op 8 december de oorlog aan Japan en start de Algehele Mobilisatie op. Vier dagen later arriveren 1400 Australische militaire op Nederlands Timor. De Genie in Tjimahi wordt aangewezen om met ongeveer 80 man deel te nemen aan deze Expeditie, met als doel het vliegveld en de haven bij Dilly op Portugees Timor te verdedigen tegen een mogelijke inval van Japan. De Expeditie zou 604 KNIL-militairen, met als commandant Lt. Kolonel N.L.W. van Straten, en 327 Australische militairen omvatten. Het detachement Genie bestaat uit 2 brigades (elk 15 tot 19 man) van de Pioniercompagnie, 11 zoeklichten met elk 2 bedienaars van de Verlichtingscompagnie en van de Verbindingscompagnie: radiotelegrafisten en militairen van de veldtelefonie. Commandant is 1e luitenant genie W. Muusze.
Cornelis maakt deel uit van de sectie veldtelefonie. Andere namen van telefonisten uit deze sectie zijn: sergeant Poelman (waarschijnlijk sectiecommandant) en de soldaten G. Teunissen, Erfman en Viejou. Op 17 december 1941 worden de genisten, waaronder Nicolaas, in Soerabaja ingescheept op de S.S. Pijnacker Hordijk van de Koninklijke Paket Maatschappij (KPM). Ook schepen zich in de 3e Compagnie van de VIII Bataljon Infanterie uit Malang, medisch en Intendance personeel en een deel van de manschappen van de Mitrailleurcompagnie van het XIII Infanteriebataljon uit Malang. Op die dag landden KNIL en Australische troepen bij Dilly.
Drie dagen later arriveert de Pijnacker Hordijk in Dilly. De Verbindingsafdeling wordt gehuisvest in het stafkwartier, de gebouwen van de Asiatic Investment Company. De radio en de veldtelefooncentrale worden daar opgesteld. De stellingen langs de baai bij Dilly worden ingericht en er worden veldtelefoonleidingen aangelegd naar het vliegveld, de vuurtoren (stelling West), De Portugese school (stelling Midden), de Chinese school en club (stelling Oost). Ook werd een veldtelefoon geplaatst in de loopgraven voor het stafkantoor. Muusze gaat met 1 brigade pioniers terug naar Java en wordt vervangen door 2e luitenant genie C.L. Begeman.
De Japanse landingen en de terugtocht naar Nederlands Timor
In de nacht van 19 op 20 februari 1942 meldt Stelling West en het vliegveld via de telefoon het horen van geluid van scheepsmotoren en ankerkettingen. De kanonnen en de mitrailleursecties laten van zich horen en zorgen ervoor dat de Japanners ergens anders moeten landen. Maar het stafkantoor wordt door Japanse scheepsgranaten grotendeels vernield. Na een tijd blijkt er geen telefoonverbinding meer te zijn met stelling West en daarna ook met het vliegveld. Een herstellingspatrouille met Erfman en Viejou wordt uitgestuurd, maar worden later op de dag krijgsgevangen genomen. Achteraf bleek dat bij het stafkantoor de telefoondraden waren geraakt. Van Straten geeft om 5:30 uur zijn staf en de reserve opdracht om met hem de bergen in ter trekken. Hij informeert de verbindingsdienst hier niet over. De gevechten op het vliegveld zijn dan in volle omvang. De overige KNIL-militairen, waaronder Nicolaas, trekken tussen 10 en 11 uur ook de bergen in, naar een verzamelpunt. Er volgt een 7 dagen durende verschrikkelijke tocht naar Atamboea, de KNIL legerplaats in het westen van Nederlands Timor. Echter de Japanners zouden in aantocht zijn. In Atamboea wordt besloten tot opsplitsing van alle daar aanwezige KNIL-militairen in kleine groepjes (6 tot 9 man).
Reorganisatie Atamboea en de periode Tilomar
In het gebied langs de grens met Portugees Timor verblijven de meeste KNIL-militairen en ook Australische eenheden. Kapitein van Swieten, voormalig commandant van het detachement Atamboea, merkt dat de Japanners nog niet zijn doorgestoten naar Atamboea. Hij beveelt de KNIL-militairen in het grensgebied zich voor 31 maart 1942 te verzamelen in Atamboea. De Expeditie-commandant Van Straten wordt daarover geïnformeerd en gaat daarmee akkoord. Van Straten schrijft hierover het volgende:
31 maart 1942: Hier de groepen v Rossem [Rossum], de Graaf en v/d Horst aangetroffen eveneens op weg naar Atamboea.
1 april 1942: Twee verkenners van de groep v Rossum naar Atamboea gezonden in verband met de aanhoudende geruchten. Keeren ’s avonds terug en hebben A. niet bereikt, doch zijn op ± 10 km daarvandaan beschoten.
De Japanners bezetten op 1 april Atamboea en de KNIL-militairen in het grensgebied trekken de Portugese grens over en vestigen zich in Tilomar, Dacola en Foho Ren(Fohoren). In Tilomar is het Hoofkwartier. Op 1 juni vertrekt de sectiecommandant a.o.o. Rothkranz naar Mape voor een training met en het ophalen van een Australische radio (wireless transmitter wt 101). Op 11 juni 1942 komt hij met de radio in Tilomar aan. Hij zoekt een gunstige zend- en ontvangstplaats. Het wordt de post Fatululi.
In het Dagboek Nederlandsche troepen te Timor op 15 juni 1942 staat:
De radio test heden geëindigd. Australische opdracht naar Fatululi te vertrekken, Kommer [radiotelegrafist] en van Rossem [Rossum] ingedeeld bij radio.
Op 22 juni staat vermeld:
De radiotelegrafisten en staf van Pl.1 zullen ondergebracht worden in het Chinese huis.
Van Rossum heeft vrijwel zeker samen met de Kommer en sergeant radiotelegrafist Schram tot augustus de radio bediend. Elke dag wordt in morse de door hen ge(de)codeerde berichten en intelligence reports van Tilomar naar Mape (HQ Spence) en terug, verzonden en ontvangen. In het Dagboeken wordt vaak gesproken over nieuwe codes.
Het Japanse Augustusoffensief
Op 10 augustus 1942 start dit offensief met bombardementen en het in 3 colonnes optrekken van de Japanners in oostelijke richting naar de KNIL-stellingen. Ten zuiden van de stellingen landen Japanners. Ook de Australiërs worden aangevallen, maar die vanuit het noorden. De expeditie-commandant, inmiddels kapitein Breemouer, beveelt de terugtocht. De radio wordt overgebracht naar Maucartar. Op 11 augustus valt de radio in Japanse handen. Verder wordt getrokken naar Lollotoi. Kommer schrijft in zijn brief aan de “Federatie van ex-illegalen in Indië” het volgende: Bij het Portugeesche fort Lolo-Toi kwam het tot een treffen met de jappen en onze groep: hier sneuvelden waarschijnlijk ook de 1e lt. Michelhoff, de adj.oo Rothkranz en de Telefonist van Rossum.
Op de Verliezenlijst van Schout bij Nacht F.W. Coster van 4 Februari 1943 staan Rothkranz en van Rossum als Vermist vermeld en Michelhoff en Kommer als Krijgsgevangen.
Op 14 oktober krijgen de KNIL-troepen weer een radio, maar moet deze een paar dagen later al weer teruggeven aan de Australiërs. Wel staat vermeld dat deze is bediend door 2 radiotelegrafisten. Sergeant radiotelegrafist Schram is waarschijnlijk een van hen. Maar de naam van Cornelis wordt niet genoemd.
Het vervangingsdetachement Stoll en de ramp met de Armidale.
Cornelis staat op de lijst Dutch KNIL-serviceman lost in HMAS Armidale van de HMAS Armidale Association. Ook staat bij de Oorlogsgravenstichting vermeld dat Cornelis op 1 december 1942 in de Timorzee is overleden a/b van de H.M.A.S. Armidale. Hoe is Cornelis op de Armidale terecht gekomen?
In november 1942 voerde de gemengde Nederlandse en Australische troepenmacht op Timor al meer dan zeven maanden een guerrillaoorlog tegen de Japanners uit. De voorraden waren laag en de mannen waren ziek en uitgeput. Half september 1942 was het Australische 2/4 Independent Company geland op Timor. Het 2/2 Independent Company zou 2 maanden later worden geëvacueerd. Een voorstel van Australië suggereerde dat ook de 200 resterende KNIL-troepen op het eiland geëvacueerd zouden worden en vervangen moesten worden door een kleinere troepenmacht – “Lancer Force” – van slechts 60 man, volledig uitgerust en voorbereid op de omstandigheden waarmee ze zouden worden geconfronteerd. Zelfs deze kleine macht belastte volledig de beperkte mankracht middelen van de KNIL in Australië. Dit vervangingsdetachement zou bestaan uit 35 KNIL-militairen uit Melbourne, 24 KNIL-militairen uit Merauke, Nieuw Guinea en enkele Timor strijders die in Darwin revalideerde. Waarschijnlijk was Cornelis een van de strijders die in Darwin gerevalideerd had. Meer namen zijn bekend. Detachementscommandant was de Timor strijder en net bevorderde kapitein J.C. Stoll.
Op 29 november 1942 vertrokken de korvetten HMAS CASTLEMAINE en ARMIDALE en het
kleine motorschip HMAS KURU vanuit Darwin naar Timor. De ARMIDALE had de Nederlandse vervangingsmacht bij zich waaronder Cornelis, terwijl het de taak van de andere twee schepen was om te helpen bij het transport van de Nederlandse en Australische militairen en Portugese vluchtelingen in afwachting van evacuatie naar Australië. Als gevolg van de Japanse luchtaanvallen werd de beoogde rendez-vous van de drie schepen bij Betano Bay aan de zuidkust van Portugees Timor niet gehaald. De Kuru kon wel een deel van de vluchtelingen ophalen. Deze werden overgebracht op de Castlemaine, die naar Darwin terugvoer. De ARMIDALE en KURU zouden terugkeren naar de Timorese kust.
Tijdens de tocht werd de ARMIDALE aangevallen door Japanse vliegtuigen en werd het door twee torpedotreffers tot zinken gebracht met zwaar verlies van leven. De torpedo sloeg in bij het verblijf van de KNIL-militairen in het schip. De overlevenden werden vervolgens in het water beschoten. Een motorboot en een zwaar beschadigde sloep en een rubberboot hadden het zinken overleefd. De overlevenden waren in staat de motorboot weer aan de praat te krijgen. De meeste KNIL-militairen konden op een zelfgebouwd vlot klimmen en zijn nog een tijd door de motorboot voortgetrokken. De kapitein van de ARMIDALE samen met een groep van ongeveer 20 overlevenden, waaronder 4 KNIL-militairen (waarvan een onderweg overleed), zijn toen met de motorboot richting Darwin gevaren. Ze zijn ontdekt door een Australisch vliegtuig die hen zocht. De HMAS KALGOORLIE
heeft hen aan boord genomen en daarna ook de overlevenden van de sloep. De rubberboot is niet teruggevonden.
Een Australisch vliegtuig heeft de overlevenden op het vlot nog gezien vanuit de lucht, maar vanwege de slechte weersomstandigheden konden ze niet worden gered. Een dag later is opnieuw geprobeerd deze overlevenden te redden, maar ze werden niet meer gevonden. Wat er precies met deze KNIL-militairen is gebeurd is tot op de dag van vandaag niet bekend.
Ten slotte.
Wat er precies met Cornelis gebeurd is, is niet duidelijk. Mogelijk was hij bij de eerste torpedo-inslag meteen overleden, mogelijk met de Armidale verdronken, mogelijk daarna in het water door het aanhoudende schieten vanuit de lucht door de Japanners gedood. Of zat hij op het vlot?
Maar een bijzonder verhaal is het zeker wel. Als achterkleinkind ben ik blij dat ik me
verdiept heb in zijn verhaal. Hij verdient het dat zijn nabestaanden weten wat hij gedaan heeft.
Ik ben zeker ook blij dat hij het mobilisatie oorlogskruis postuum heeft gekregen. Voor mij als militair is deze medaille een belangrijke blijk van waardering voor zijn inzet voor ons Koninkrijk, een waardering die hem zeker toe komt.
Steffie Groothedde.
2 thoughts on “Cornelis Gerrit van Rossum”
a very nice article and fitting tribute to a fallen KNIL soldier.
Doug, Thanks.