Persoonlijk verhaal van Frederik Willem (Fred) Bloemhard.
Auteur: Leo Bloemhard
Inleiding:
Dit verhaal heb ik geschreven aan de hand van summiere herinneringen, die mijn vader Fred in het verleden (sporadisch) met ons gedeeld heeft. Hij heeft nooit zoveel over deze periode willen praten. Ik wist dat tijdens de 2e wereldoorlog in Nederlands-Indië mijn vader als enige in de familie niet in een krijgsgevangenen- of een Jappenkamp heeft gezeten. Maar gedurende de oorlog een guerrillastrijd tegen de Japanse bezetter heeft gevoerd in Timor en kon ontsnappen naar Australië. De meeste persoonlijke detailinformatie over de Timor periode heb ik gevonden in verklaringen, die mijn vader in 1978 samen met Timor veteraan J.F. Ponder heeft afgelegd bij de Centrale Raad van Beroep van de Uitkeringsraad. In verband met zijn beroep om erkend te worden als Vervolgingsslachtoffer bij de Uitkeringsraad Vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Achtergrond:
Frederik Willem (Fred) Bloemhard is geboren op 17-7-1920 in Tegal, Java, in het voormalig Nederlands-Indië. Zijn vader was Hendrik Louis Bloemhard en zijn moeder Lien, een Chinese vrouw, die helaas overleed toen mijn vader jong was.
Mijn vader is getrouwd Met Jeanne Augustien van Heuven van Staereling op 30-7-52 te Manokwari in Nederlands Nieuw-Guinea. Mijn moeder Jeanne was verpleegster in het ziekenhuis van Manokwari en de Kazerne waar mijn vader was gelegerd, lag naast het ziekenhuis, zodoende hebben ze elkaar daar ontmoet tijdens het uitgaan.
Oorlogsperiode:
Fred werd op 3 juli 1937 (hij was 17 jaar) opgeroepen voor zijn militaire dienstplicht bij het 1e Bataljon te Bandoeng en werd in januari 1938 vrijwillige Militie soldaat in werkelijke dienst bij het XVe Infanterie Bataljon. I.v.m. de oorlogsdreiging werd hij op 15 januari 1940 na groot verlof opgeroepen bij de mitrailleurs compagnie van het XIIIe Infanterie Bataljon te Malang en werd na de algemene mobilisatie op 15 december 1941 ingedeeld bij Timor Dilly expeditie.
Op 15 December, vertrok Fred als lid van een mitrailleur compagnie per boot (Hr. Ms. Soerabaja) naar Dilly, Portugees Timor. Zijn commandant was sergeant-majoor H.G.P. van Haren en later sergeant de Graaf). Mijn vaders relaas over de eerste strijdhandelingen:
“In Timor ben ik (samen met F.Ponder) ingedeeld bij de vuurtorenwacht, waarvan Kapitein de Jong commandant was (zijn opvolger was Kapitein de Winter). De Timor Dilly expeditie stond onder leiding van luitenant kolonel van Straten, die later in Australië tot generaal werd bevorderd.
In februari 1942 werden wij ’s avonds door de Jappen aangevallen, alwaar wij stand hebben gehouden tot de ochtenduren., maar de overmacht was te groot. We kregen de opdracht om ons terug te trekken in de bergen. We zijn de bergen ingevlucht en hebben ons daarna teruggetrokken naar Nederlands grondgebied. We wilden ons bij het daar gelegerd detachement melden, maar bij aankomst in Atamboea bleek dat onmogelijk te zijn. Atamboea was reeds veroverd door de Jappen.
Van de dienstdoende kapitein van Swieten kregen wij de opdracht ons schuil te houden en moesten wij maar zien om ieder voor zichzelf te zorgen”.
Fred is toen met vele andere soldaten de bergen ingetrokken en heeft zich daar schuilgehouden om het juiste moment af te wachten, om de strijd tegen de Japanners voort te zetten. In de verklaringen werd vermeld, dat ze door de Jappen onbarmhartig werden achtervolgd en waarbij ze ook volledig omsingeld werden. Door zich op te splitsen in kleinere guerrillagroepen en door gebruik te maken van schuil locaties bij goedgezinde dorpshoofden konden ze het overleven. Fred heeft o.a. Met F. Ponder, Geelhoed en de Raad ondergedoken gezeten in de kampong Ainarokiek. In verklaringen van F.Ponder en mijn vader staat vermeld:
“Gedurende deze vervolgingsperiode hebben we veel verliezen geleden, niet alleen door de Japanse vijand, maar ook door met de vijand heulende lokale bewonersgroepen. Maar voor een belangrijk deel zijn er ook veel manschappen gestorven door ziekten (Malaria, Dysenterie, Hongeroedeem, infecties etc.) en door gebrek aan eten en medicijnen”.
De situatie van de onderduikers, maar ook van de dorpsbewoners werd door de Japanse opmars zeer hachelijk. Via een “KNIL spion” werd vernomen, dat in Portugees Timor, onder leiding van kapitein Breemouer en kapitein van Swieten een guerrilla groep gevormd was.
Fred heeft zich hierna gemeld bij luitenant Zijlstra in Portugees Timor, waar hij ingedeeld werd bij luitenant Horstink. Waarschijnlijk is dat op 13 mei 1942 gebeurd. Want in het Dagboek “Nederlandsche Troepen in Timor vanaf 28-3-1942” samengesteld door Lt. adj. de Winter, staat vermeld:
13 mei 1942. “ ……. JM rapporteert aankomst 2 militairen (van Akkeren en Bloemhard). etc. “
De KNIL’ers hebben tot 9 December 1942 een “guerrillastrijd” gevoerd tegen de Jappen. Daarna zijn ze gered door de torpedoboot jager “Tjerk Hiddes” en naar Australië overgebracht.
Periode in Australië.
Na aankomst met de Tjerk Hiddes in Darwin op 11 december 1942 moesten de Timor strijders voor één maand in quarantaine in Larima. Daarna werden ze naar Darley Camp bij Bacchus Marsh overgeplaatst (ongeveer 80 kilometer van Melbourne), waar de militairen een nieuwe opleiding kregen.
In de verklaring van Ponder staat: “Vele overlevende verzetsstrijders verkeerden in een erbarmelijke lichamelijke en geestelijke conditie. Na een lijdensweg via diverse ziekenhuizen en rustoorden, werd de overgrote meerderheid van deze zo stoere verzetsgroep (waartoe F. Bloemhard en F.Ponder ook bij hoorden), bij gebrek aan andere mankracht, “goedgekeurd” voor lichte magazijndienst of administratie
Omdat Fred Bloemhard en nog vele anderen nog niet helemaal genezen waren van de opgelopen
ziektes, werd hij ingedeeld bij een bewakingsdetachement. Het betrof hier de bewaking van Indonesiërs, die in 1942 bij de KPM gestaakt hadden. Het eerste bewakingsobject was Keilor (commandant was adjudant-onderofficier-instructeur Nota, met als ondergeschikte sergeant de Graaf.
14 januari 1943 is Fred overgegaan naar No. 3 Netherlands East Indies (Timor) Compagnie en verplaatst naar Cassino (N.S.W). Op 22 juli 1943 ging hij over naar het No2 NEI (Depot) compagnie en op 4 mei 1945 is hij overgegaan naar Detachement Camp Columbia. Op 25 aug 1945 werd Fred bevorderd tot Militie Korporaal en vervolgens per 1 mei 1946 overgegaan naar het Brisbane Detachement
Hier werd hij tewerkgesteld bij het munitiemagazijn en vervolgens in de haven belast met het laden van schepen naar Nederlands-Indië.
Mijn vader had ook verteld dat hij hier in Australië een leuke tijd had. Ze gingen regelmatig uit en hij had ook een Australische vriendin: Laurain. Wij vonden bij de weinige foto’s uit Australië een foto van haar en mijn oudste zus, is naar haar vernoemd.
Periode Na de oorlog.
Op 13 december 1946 vertrok Fred met MS Tasmanië naar Batavia. Fred werd ingedeeld bij
Coördinatie Militair vervoer/ Haven Commando te Tangjok Priok.. Op 14 augustus 1948 ging Fred met groot verlof en is uit het KNIL eervol ontslagen.
Fred ging daarna werken als burger bij de Militaire Luchtmacht in Batavia tot December 1949.
Toen het bekend was dat Nederlands-Indië zou worden overgedragen, heeft hij geprobeerd via de luchtmacht in Nederlands Nieuw Guinea geplaatst te worden, wat echter niet kon, omdat de luchtmacht daar reeds was opgeheven.
Mijn vader zag in Indonesië geen toekomst meer en heeft een contract getekend bij de Genie voor uitzending naar Nederlands Nieuw-Guinea. In 1950 vertrok hij naar Manokwari en is beroepsmilitair geworden bij de Koninklijke Landmacht. Daar ontmoette hij mijn moeder Jeanne Augustien van Heuven van Staereling op 30-7-52. Ze kregen hier 2 kinderen Leo en Laurain. Omdat alle militaire taken in Nederlands Nieuwe Guinea overgenomen werden door de Koninklijke Marine, werd de familie Bloemhard in Augustus 1954 gerepatrieerd naar Nederland.
Ze vlogen met de PH-LDO (KLM Lockheed Constellation) via Biak-Manilla-Bangkok-Bagdad-Damascus naar Amsterdam en hij werd ingedeeld bij het Regiment van Heutsz in Deventer. In Nederland werden nog 2 kinderen geboren Yvonne en William.
Mijn vader ging op 1 augustus 1968 met eervol ontslag (omdat zijn tropenjaren) dubbel telden).
Daarna ging hij werken bij de fa. Crane in Deventer. Helaas werd mijn vader ziek en kreeg ook hartproblemen. Hij overleed op 15 december 1979 op 59-jarige leeftijd.
Geen erkenning als vervolging slachtoffer:
Mijn vader is nooit erkend als vervolgingsslachtoffer en was hier erg boos over. Hij heeft geprobeerd via een beroepsprocedure dit aan te vechten. Maar de uitspraak was :
Aangezien de heer F.W. Bloemhard echter NIET door de Japanners werd vervolgd in de zin van de WUV (Wet uitvoering Vervolgingsslachtoffers) komt hij niet in aanmerking voor erkenning.
Omdat mijn vader in december 1979 overleed, heeft een verdere beroepsprocedure niet
plaatsgevonden.
Uit analyse van NIOD archiefstukken en WUV documenten (uit dossier prof. Romijn) blijkt dat meerdere Timor veteranen een aanvraag hebben gedaan en ook niet erkend zijn.
De uitkeringsraad vervolgingsslachtoffer 1940-1945 hebben hierover een notitie geschreven.
Het blijkt dat vooral veteraan W.P.G. de Vrijer, de meest op de voorgrond (tredende) “actievoerder” was van de Timor-groep. De personen waarvan de aanvraag afgewezen zijn, waren: A. Laisima, L. Boukee en F.W. Bloemhard. De laatste 2 hebben nog beroep aangetekend, maar hun beroep is door de Centrale Raad van Beroep 1979 ongegrond verklaard. Andere afgewezen Timor veteranen volgens het WUV document waren: J. Bakker, L. Houkes, F. Langeveld, P. Bessems, A. Mattheys en R. Dey.
De Uitkeringsraad heeft echter op 13 okt. 1977 K. van Nuissenburg wel erkend als vervolgde, hoewel zijn ervaringen niet principieel verschillend waren van die van de afgewezen aanvragers.
De Vrijer heeft in een –overigens zeer behoorlijk gedocumenteerde en gestelde – brief aan H.M. de Koningin bezwaar gemaakt tegen het trage en inconsistente beleid van de Uitkeringsraad in de Timor zaak.
Na het onderzoek besluit de uitkeringsraad op 26-11-1981: “De Raad besluit, met uitzondering van de leden Quik en Nooy, dat de deelnemers aan de strijd op Timor, NIET gezien kunnen worden als vervolgden in de zin der Wet”.
Het stak mijn vader erg, dat hij deze erkenning niet heeft gekregen en ook geen enkele compensatie voor de guerrillastrijd, terwijl hij vele kennissen had, die zich overgegeven hadden aan de Japanners en wel erkend zijn als vervolgingsslachtoffer en ook compensaties hebben gekregen.
Onderscheidingen.
Voor zijn verdiensten als militair kreeg mijn vader de volgende onderscheidingen:
- Ereteken voor Bijzondere Krijgsbedrijven met gesp Timor 1942 (Het Timor Expeditie Kruis)
- Ereteken voor Orde en Vrede
- Mobilisatie Oorlogskruis
- Nieuw-Guinea Herinneringskruis
- Bronzen medaille trouwe dienst
- Zilveren medaille trouwe dienst
Het publiceren van het KNIL verzet 1942 in Timor zie ik ook als een eerbetoon aan mijn vader en alle andere Timor verzetsstrijders.
Referenties:
- Relaas Timor Periode F.W. Bloemhard t.b.v. Centrale Raad van Beroep van de Uitkeringsraad – 20 mei 1978
- Staat van Dienst F.W. Bloemhard – Ministerie van Defensie
- Verklaring F. Ponder – Centrale Raad van Beroep van de Uitkeringsraad, 5 dec. 1979
- Dagboek “Nederlandsche Troepen in Timor vanaf 28-3-1942” samengesteld door Lt. adj. de Winter.
- Persoonlijke documenten – P. de Vrijer