Door Gerard van Haren, met dank aan Charles van Swieten jr.
Inleiding
Charles Laurens Emile François (roepnaam Charles) van Swieten werd geboren op 28 oktober 1905 te Malang, Nederlands Indië. Zijn vader was François Charles van Swieten, officier bij het KNIL, en zijn moeder Elisabeth van Mens. Zijn moeder sterft op 14 augustus 1915 in Amsterdam en zijn vader op 11 november 1920 in Leiden. Als wees wordt hij opgenomen in het gezin van een broer van zijn moeder, die in Leiden garnizoenscommandant is. Charles volgt daar de HBS. Op 4 september 1922 start zijn officiersopleiding bij de Cadettenschool in Alkmaar, waar hij ook zijn HBS-opleiding afrond, en wordt op 1 oktober 1925 vervolgd op de Koninklijke Militaire Academie te Breda, die hij in 1928 afrond. Op 23 juli 1928 volgt zijn benoeming tot 2e luitenant bij het wapen der Infanterie. Op 31 oktober van dat jaar vertrekt hij op het passagiersschip M.S. Indrapoera naar Oost-Indië. Charles trouwt op 17 september 1930 (in Leiden met de handschoen) met Agatha Maria (Aat) van Noort. Aat, in 1927 Nederlands kampioene hardlopen op de 800 meter, had in 1928 in Amsterdam nog deelgenomen aan de Olympische spelen. Eind 1930 wordt in Batavia de huwelijksplechtigheid overgedaan. Het echtpaar krijgt twee kinderen, een dochter in 1931 en een zoon in 1933. Eerst wordt hij gedetacheerd op Borneo. In 1935 volgt een half jaar Nederlands verlof gevolgd door een opleiding op de Politieschool te Soekaboemi. In 1939 wordt hij bevordert tot kapitein, verhuist met zijn gezin naar Timor en wordt aangesteld als commandant van het Detachement Atamboea, onderdeel van het Garnizoensbataljon van Timor en onderhorigheden. Hij wordt tot aan het uitbreken van WWII in de grensprovincie Beloe tevens belast met het civiel bestuur, met als hulp een aspirant-Controleur.
De Slag om Timor
Opbouw verdediging Timor
Het Detachement Atamboea, bestaande uit 6 brigades van elk 19 man, was verantwoordelijk voor de rust en orde in het grensgebied met Portugees Timor dat zich uitstrekt van de havenstad Atapoepoe in het noorden, Kefamenaoe in het midden en Tobaki in het zuiden. Het detachement voerde ook politietaken uit en stelde een 60-tal civiele veroordeelden te werk.
Ter voorbereiding van de bezetting van Dilly, Portugees Timor, door Nederlandse en Australische troepen worden vanuit Atamboea in Dilly verkenningen uitgevoerd en inlichtingen verzameld. Ter verdediging van het gebied en het daarin gelegen vliegveld Haliwen, worden munitie- en voedseldepots ingericht en kustwachten ingesteld. Verder worden voertuigen gevorderd en de radioluister- en telefoonverbindingen bemand. Vanuit Koepang wordt de bewapening versterkt met 9 Tommyguns en 4 luchtdoelmitrailleurs en wordt munitie aangeleverd. Begin februari 1942 worden door Van Swieten en zijn manschappen nog 7 van de 8 Amerikaans piloten gered en uit hun bij Pono neergestorte jagers de radiotoestellen, mitrailleurs en munitie verwijderd en via Atapoepoe naar het vliegveld Penfoei gebracht. Het lichaam van de achtse piloot wordt geborgen en in Atamboea begraven.
Opvang gevluchte KNIL en Australische militairen
Op 19 en 20 februari 1942 landen de Japanners op Nederlands en Portugees Timor. Van Swieten wordt hierover geïnformeerd. Drie dagen later arriveert de vanuit Soë teruggetrokken Australische brigade-generaal/brigadier Veale met 200 man en worden in het kampement Atamboea opgevangen. Op de driespong van de wegen bij Haliloelik wordt een mitrailleurpost ingericht en wordt door de Australiërs de Temmefbrug tussen Kefamenanoe en het westelijk gelegen Soë opgeblazen. Drie dagen later arriveert Lt kolonel van Straten, commandant van het Timor Dilly expeditieleger. De dagen daarna druppelen zijn uit Portugees Timor gevluchte KNIL-manschappen Atamboea binnen. Met behulp van een door de Australiërs meegebrachte zender/ontvanger wordt het hoofdkwartier in Bandung en ook die in Australië op de hoogte van de situatie gebracht. Op 1 maart 1942 hoort Van Swieten dat Van Straten zijn manschappen heeft opgedragen zich in kleine groepjes in de bergen te verspreiden of naar geallieerd gebied te vluchten. In de maand maart poogt hij nog om deze manschappen naar Atamboea terug te halen omdat de Japanners de vernielde Temmefbrug nog steeds niet zijn gepasseerd. Op 27 maart regelt Van Swieten het transport van Australische munitie van Atamboea naar Hatolia in Portugees Timor. Hierdoor kon het Australische 2/2 Independent Company de guerrillastrijd in Portugees Timor voortzetten. Op 29 maart trekt het Japanse leger met circa 100 voertuigen de door hen verlegde Temmefbrug over, om op 1 april, na een vuurgevecht bij Haliloelik met de groep van Lt. Zijlstra, Atamboea binnen te trekken.
De met de Nederlandse vrouwen naar de Australische enclave Oeikoesi gevluchte Aat van Swieten-van Noort wordt met haar beide kinderen eerst in Atamboea geïnterneerd en later overgebracht naar Celebes.
Hergroepering in Portugees Timor
Van Swieten en zijn mannen trekken de grens met Portugees-Timor over en op 8 april 1942 wordt hij commandant van de groep Dacola, met als ondercommandanten de luitenants Michelhoff en Schreuder. Hij vestigt zich in de Portugese post aldaar. Ook lt. Zijlstra sluit zich bij deze groep aan. De andere commandanten zijn te Tilomar en Fohorem de kapiteins De Jong en Breemouer. Van Straten vestigt zijn hoofdkwartier in Tilomar. Er volgt een tijd van inwinnen van inlichtingen in het grensgebied, waaronder Atamboea, het opsporen van loslopende KNIL-militairen (en hun vrouwen), het beletten van het overlopen van de bevolking van Maraë naar de vijand en de strijd tegen Radja Atjeh, die een eigen oorlog tegen de Nederlanders voerde. Half mei ontving Van Swieten van zijn geïnterneerde vrouw een onder dwang geschreven brief waarin stond dat hij zich moest overgeven. Daaraan gaf hij geen gevolg.
Na het vertrek van Van Straten volgt begin juni een reorganisatie: Van Swieten wordt te Fatoeloeli commandant over het gehele Maraë-gebied, met als ondercommandanten de luitenants Michelhoff en Schreuder en de sergeant Hitarihoen. Luitenant Zijlstra volgt hem op als commandant te Dacola. Japanse fourageerpatrouilles worden in het Maraë-gebied in een hinderlaag gelokt.
Het Augustus offensief
Uit berichten uit Haliloelik en Tobaki (Nederlands Timor) bleek dat de Japanners iets van plan waren. Op 9 augustus 1942 begon het Japanse offensief door het oversteken van de grens in het Maraë-gebied en bij Fatoemea. Verder landde Japanse eenheden bij Soewai. Steden werden door Japanse vliegtuigen gebombardeerd. Het KNIL werd gedwongen om zich oostelijk terug te trekken richting Bobonaro. Ook vanuit Dilly trokken de Japanners naar het zuiden op en stuiten op de commando’s van het Australische leger. Bij Lolotoi raken Van Swieten en zijn mannen in gevecht met de Japanners. Na doorgetrokken te zijn, worden Van Swieten en 16 man en 5 kinderen op 13 augustus 1942 om 16:30 uur in Bobonaro door Timorezen en Japanners krijgsgevangen gemaakt. Sergeant Bob Vrijens verklaarde hierover het volgende:
“Juist door zijn moedige en krachtige houding en zijn optreden als Officier, had de Jap eerbied en ontzag voor hem en hebben wij 17 man ons leven te danken aan Kapitein van Swieten”
De 17 man werden naar Atamboea overgebracht en Van Swieten werd daar verhoord. Vervolgens werd hij overgebracht naar het krijgsgevangenkamp Oesapa bij Koepang, waarna hij wordt overgebracht naar Siam en onder meer werd ingezet bij de aanleg van de beruchte Birma-spoorlijn.
Onderscheiding
Charles van Swieten wordt op 26 juni 1948 in Semarang voor zijn moedige en beleidvolle daden tijdens de Timoroorlog in 1942 onderscheiden met de Bronzen Leeuw, de vervanger van het Bronzen Kruis. Al eerder, op 18 juli 1946, is hij hiervoor buitengewoon bevorderd tot majoor.
In Wapenbroeders, de uitgave voor de strijdkrachten in Nederlandsch-Indië staat het volgende:
“Bij deze terugtocht werd Kapt. C.L.E.F. van Swieten, die de ziel van het verzet was en door de Japanners als de eigenlijke aanvoerder der guerrilla werd beschouwd en op wiens hoofd door de Japs F 2000,- was gesteld, gevangen genomen. Deze officier werd door zijn troep op handen gedragen, omdat niets hem te veel was en hij door zijn voorbeeld overal in de gevaarlijkste posities de leiding nam”
Periode na de WWII
Het hele gezin Van Swieten overleeft de oorlog. Na krijgsgevangenschap wordt Kapitein van Swieten geplaatst te Den Pasar te Bali als officier toegevoegd aan de commandant van het pas opgerichte bataljon Gadja Merah (Rode Olifant). Per oktober 1946 werd hij benoemd tot commandant van het tweede bataljon Militaire Politie met als standplaats Makassar te Celebes. Het bataljon had als werkgebied de Grote Oost en ZO Borneo.
Op 15 augustus 1950 keerde Aat van Swieten-van Noort met beide kinderen terug naar Leiden. Charles blijft in Indonesië om, tezamen met andere KNIL-officieren, te helpen met het trainen en opbouwen van het Indonesische leger. In 1953 komt ook hij terug naar Nederland. Van Swieten zet zijn militaire carrière voort bij de Geneeskundige Troepen in Amersfoort, waarin hij ten slotte de rang van luitenant-kolonel bereikt. In 1957 gaat Charles met pensioen en emigreren Aat en Charles van Swieten naar Nieuw-Zeeland en vestigden zij zich in Epsom bij hun dochter. Op 27 augustus 1977 overlijdt Charles daar en Aat op 1 maart 1998.
Bronnen:
- C.L.E.F. van Swieten, Verslag van de verrichtingen van het Detachement Atamboea 1942
- Vriendenband, uitgave van de Vrienden van de KNAU, februari 2012
- Stamboek officieren KNIL 1923-1930, 155
- delaatsteman.nl/welkom/welkom/guerilla-oorlog-bronzen-leeuw/