Skip to content

Nico Leonard Willem van Straten

Nico Leonard Willem van Straten.  
Door Ineke Bakker juni 2021

Nico Leonard Willem van Straten was een Nederlandse generaal-majoor der infanterie van het KNIL, gedecoreerd met de Militaire Willems Orde 4e klas.

Hij is geboren op 3 september 1897 te Zwolle. Zijn vader was Hermanus Jonathan van Straten. Zijn moeder was Betsy van Embden. Nico groeide op in Zwolle, tekende voor de krijgsmacht en volgde de Cadettenschool te Alkmaar en de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Op 12 augustus 1918, op 20-jarige leeftijd werd hij 2e luitenant der infanterie. Hij is bestemd voor het leger in Oost-Indië en vertrok begin december 1918, met het stoomschip “Medan” naar Nederlands-Indië met een detachement van 16 onderofficieren en 100 minderen.
Op 2-12-1921 trouwde hij (bij volmacht) op 24-jarige leeftijd met Maria Lena Verschoor, Riekje genoemd. Zij is 21 en telegrafiste.  Het huwelijk vindt plaats in Den Haag. Ze krijgen twee kinderen. Van 1924 tot 1927 volgde Van Straten de Hogere Krijgsschool in Den Haag. In december 1927 keerde van Straten met zijn echtgenote Riekje en de twee kinderen weer naar Indië terug met het schip Indrapoera.
Na plaatsing bij het Subsistenten Kader te Bandoeng en Batavia, wordt Van Straten op 22 december 1928 overgeplaatst naar de troepenmacht in Atjeh op Sumatra. Op 30 mei 1929 word hij bevorderd tot Kapitein 2e Garnizoensbataljon Atjeh en Onderhorigen.
Hij ambieert een betrekking als leraar bij de KMA te Breda en in 1929 werd hij vervolgens gedetacheerd bij het Nederlandse leger en keerde de familie terug in Nederland. Van 1 oktober 1929 tot 1 juli 1934 is hij leraar op het KMA.
Na tien jaar liep het huwelijk met Riekje stuk. De kinderen blijven bij Riekje.

Op 21 juli 1932, hertrouwde hij met de 26-jarige Nelly Christina Gerbrig Kroese te Alkmaar .
Op 5 september 1934 keerde van Straten terug naar Indië met het ms. Marnix van Aldegonde. In Indië werd hij op 24 februari 1938 overgeplaatst naar het Hoofdkwartier Generale Staf. Op 17 augustus wordt hij bevorderd tot Majoor (hoofdofficier) en op 31 augustus 1939 wordt hij Commandant van het 7e Bataljon Infanterie. Twee jaar later, op 30 juni 1941 wordt hij Luitenant-Kolonel. Hij wordt benoemd tot opperbevelhebber van alle Nederlands-Indische strijdkrachten in de zuidwestelijke Grote Oceaan.

Timor:
De oorlogsdreiging met Japan werd in 1941 steeds ernstiger. Kort na de aanval op Pearl Harbour werd in Koepang een Australisch bataljon ontscheept. Ook kwamen er al 100 KNIL militairen naar Nederlands Timor. Enkele dagen later keurde Van Starkenborgh goed dat Portugees-Timor, dat slechts verdedigd werd door een Portugese eenheid van enkel honderden Timorezen met een kader van enkel tientallen Portugese officieren, preventief zou worden bezet. Met die opdracht vloog Nico van Straten op 15 december 1941 naar Penfui, het vliegveld bij Koepang, hoofdstad van Nederlands Timor. Hier had hij een belangrijke bespreking in de avonduren met, Ross (de Australische consul), Australische officieren Leggatt en Spence, de territoriaal commandant van Nederlands Timor Detiger, de commandant van het schip de Soerabaja, Niebouer, Headlam en overige stafofficieren. Het was het eerste optreden als commandant van de inderhaast opgerichte Geallieerde Expeditionaire Macht (GEM) onder bevel van Luitenant Kolonel N.L.W. van Straten en is samengesteld uit KNIL manschappen, afkomstig van alle wapens en diensten, die al een tijd paraat stonden om te vertrekken naar Timor.

Op 15 december scheepten 260 soldaten van het KNIL (de rest kwam later) en 155 manschappen van de 2/2 Australian Independent Company zich ‘s nachts in op het Nederlandse oorlogsschip Hr. Ms. Soerabaja. Aan boord van het 2e schip Hr. Ms. Canopus bevonden zich een Nederlandse en een Australische onderhandelingsofficier.
Op 17 december 1941 kwamen de schepen aan voor Dilly, maar de Soerabaja, -met de manschappen-, bleef buiten de territoriale wateren wachten. De Canopus debarkeerde de onderhandelingsofficieren te Dilly waar zij de Portugese gouverneur, Ferreira de Carvalho, verzochten geallieerde troepen toe te laten.
Nico van Straten had geen gemakkelijke taak. Portugal was neutraal en hij moest de gouverneur ervan overtuigen dat hun aanwezigheid er enkel toe diende om de Japanners tegen te houden en niet om Portugees Timor te bezetten. Hij had succes en wist de gouverneur hier met veel tact van te overtuigen. Het aanwezige Portugese garnizoen kwam niet in actie en de gouverneur besloot het Portugese garnizoen uit Dilly te verplaatsen naar het binnenland.
Op bevel van Nico van Straten werden bij de landing van de geallieerde troepen op 17 december 1941 alle 28 Japanse mannen, waaronder de Japanse consul, door de Nederlands-Indische troepen onder bewaking gesteld. Toch, zo schrijft Nico van Straten, zouden er nog Japanners op vrije voeten zijn gebleven. Er moet op grote schaal gespioneerd zijn en er werden berichten doorgespeeld naar de vijand.
Voor 19 februari 1942 was er weinig te merken van enige verhoogde activiteit al worden op 10 februari 1942 de Nederlandse en Australische stellingen bij het vliegveld bij Dilly door Japanse Zero’s gemitrailleerd. De schade is beperkt.
Nico van Straten organiseerde de verdediging van Dilly en deelde zijn troepen in.
Op 19 februari waren de voorbereidingen voor een vrijwillige terugtocht naar Nederlands gebied -op bevel van Nico van Straten- in volle gang, daar men de aflossing door Portugese troepen verwachtten. Zwaar materieel was al naar Nederlands Timor verplaatst. Een luitenant der Infanterie bevond zich met ±7 man in Hatolia (zo’n 80 km. van Dilly) ter inrichting van een basis, die zowel voor de vrijwillige terugtocht, als voor een eventuele guerrillastrijd kon dienen. Een andere luitenant der Genie bevond zich met 8 man op circa 50 km. van Dilly om een rivierovergang te verkennen. De hiervan in het gevecht van 19/20 februari ondervonden gevolgen waren -zo schrijft Van Straten- niet van ernstige aard.
Ernstiger was de situatie wat betreft het Australische gedeelte der expeditie. De samenwerking met de 2/2 Australian Independent Company onder leiding van Majoor Spence verliep moeizaam. De commandoverhouding was nooit goed geregeld. Deze compagnie was alleen opgeleid voor guerrillastrijd en ongeschikt voor de verdediging van een stelling. De stelling omsloot de haven van Dilly en het vliegveld en was noodgedwongen als een kringstelling opgezet met weinig diepte. Het was de keuze van Nico van Straten, in goed overleg met Majoor Spence, dat de 2/2 Independent Compagnie de vijand in de rug zou aanvallen. De voorbereidingen daartoe brachten de Australische compagnie echter te ver van Dilly om in een gevecht in te grijpen. Van Straten had daarvoor al gewaarschuwd. De aansturing van de Australiërs verliep echter via HQ van Sparrow Force. Nico van Straten had alleen overleg met Captain Bernard Callinan. De andere Australiërs onder leiding van Lt. Col. Spence, de Captains Boyland, Baldwin en Laidlaw gingen in februari 1942 hun eigen weg. Ze hadden observatie- en commandoposten ingericht achter Dilly in de bergen en zochten contact met de lokale bevolking ter voorbereiding op de guerrillastrijd. Helaas hadden ze ook te kampen met veel zieken (malaria). In Dilly bleef slechts 1 subsectie en enige pioniers (ca. 20 man) achter, die belast waren met de vernieling van het vliegveld. Voor deze gelegenheid waren ze bij de Nederlands-Indische stellingbezetting ingedeeld voor wat betreft de commandoverhouding.

De strijd om Dilly op Portugees-Timor.
Op 19 februari 1942, omstreeks 23.15 meldde de Commandant van het westelijk deel der stelling bij de vuurtoren, dat er geluid werd gehoord van dieselmotoren en het aflopen van ankerkettingen. In de zeer donkere nacht werden de silhouetten van twee schepen gezien. In alle bivakken werd alarm gemaakt. Inmiddels werd de kust, van het midden van de baai uit, beschenen door twee zeer sterke, dicht naast elkaar geplaatste zoeklichten, waarbij de geringe hoogte boven het water aan een duikboot deed denken. Het waren dus niet de verwachte Portugese schepen. Hierop gaf Van Straten om 23.30 uur bevel aan de artillerie het vuur te openen. Tegelijkertijd werden de mitrailleurs met bijbehorende draagbare zoeklichten van het zee-front aan de kust in stelling gebracht. De zoeklichten voldeden zeer slecht door het heiige weer.  De vijandelijke duikboot beantwoordde het artillerievuur onmiddellijk, eerst op de artilleriestelling en kort daarna op het stafkwartier. De ligging van beide  objecten bleek  uitstekend bekend te zijn bij de Japanners. Om ca. 24.00 uur gaf Nico van Straten opdracht om de bezetting van het Oost-vak uit de alarmopstelling te doen gaan en het -bij de kust gelegen- loopgravenstelsel te bezetten. Vrijwel dit gehele detachement (hoofdzakelijk niet-Europeanen van alle landaarden) bleek bij het inslaan van de eerste granaten op de vlucht te zijn geslagen. Eenzelfde  poging tot vluchten werd eveneens gedaan door het mede in het stafkwartier gelegen hospitaalpersoneel, doch dit werd door een Europees brigadier onder bedreiging met het pistool belet. Ook in het vuurtorenbivak brak een begin van paniek uit, nadat iemand luidkeels op vluchten had aangedrongen. De artilleriecommandant slaagde er in de troepen weer in de stelling te krijgen. Alleen een deel van de zoeklichtenbediening bleek te zijn verdwenen. Door de KNIL artillerie was inmiddels een zich te dichtbij wagende torpedojager in brand geschoten. Dit schip is op ca. 10 mijl uit de kust gezonken.

Om ca. 1.00 uur 20 februari 1942 werd door vijandelijk vuur de telefoonverbinding met het detachement bij de vuurtoren verbroken. Een uitgezonden herstellingspatrouille keerde niet meer terug en de lijn kwam niet meer in bedrijf. Anderhalf uur later meldde de commandant bij de vuurtoren per ordonnans lichtschijnselen en het geluid van sloepen in de richting van de monding van de Comoro-rivier, die buiten het bereik van de zoeklichten lag. Per ordonnans gaf Van Straten bevel om het westelijk landfront en het westelijk deel van het noordfront te bezetten. Ook gaf Van Straten bevel aan de commandant van de -op het vliegveld gestationeerde- Australische subsectie, de weg naar de Comoro te verkennen en de Brenn-gun op te stellen bij de driesprong van deze weg bij het vliegveld. Een verzoek van deze commandant om het vliegveld te mogen vernielen, werd afgewezen. Manschappen, waaronder H. van Haren hadden de opdracht om de landingsbaan met mitrailleursnesten te verdedigen. Zij waren gelegerd bij de vuurtoren en moesten vanuit daar hun stellingen bij het vliegveld betrekken. Ook moest een deel van de troepen het vliegveld oversteken op weg naar het Westfront. De uiteindelijke beslissing over het moment van vernielen van het vliegveld was -in geval van verbroken verbindingen- gedelegeerd aan Lt. McKenzie, de commandant van bedoelde stellingbezetting.       

Om 3.10 werd begonnen met het vernielen van het vliegveld. Om 3.30 uur meldde een Australische ordonnans dat langs de Comoro-weg ca. 100 Japanners waren genaderd, die door het dragen van zwarte mantels zeer laat  konden worden opgemerkt. De Japanners waren begonnen om de opstelling heen te trekken. Zij hadden de Brenn-opstelling met handgranaten aangevallen en het wapen buitgemaakt. De toch reeds zwak te noemen verdediging was volkomen gedesorganiseerd. Van de 2/2 Independent Company was geen tijdelijke hulp te verwachten. Zij waren te ver weg (ca. 30 km) en de verbinding was zeer gebrekkig.

Bij het aanbreken van de dag werd er hevig vuur gehoord uit de richting van het vliegveld. De sterkte van de vijand was volkomen onbekend. Ook wist Nico van Straten niet dat tegelijkertijd een aanval op Koepang in het Nederlandse deel van Timor plaatsvond. Hij was bang volkomen afgesneden te worden van Nederlands-Timor. Het gemis van steun der Australiërs en van de gevluchte bezetting, gaf de doorslag om de reserve te verplaatsen tot achter het Westelijke deel van de stelling, vanwaar een actie tegen een zwak blijkende vijand kon worden ingezet, maar ook de terugtocht kon worden ingeleid.

 Om 6.00 uur verliet Nico van Straten met zijn staf het hoofdkwartier en wel zo haastig (aldus dr. Bloemsma, hoofd van zijn militair hospitaal)  dat hij ‘alle voorraden, alle munitie, alle papieren, zijn spionnenberichten en dagboek, al het geld, zijn sabel, alle urgentie-medicijnen, de radio en de niet vernielde telefoon’ achterliet.’ Volgens het hoofd van zijn militair hospitaal nam hij ook geen contact meer op met de militairen die Dilly moesten verdedigen. Met een deel van de afdeling van de reserve en het Expeditie Commando werd dus om 6.00 afgemarcheerd naar een heuvelkom achter Dilly. Vanaf deze heuvelkom was bij daglicht het aantal vijandelijke schepen waar te nemen, te weten: 5 oorlogsschepen, 1 groot transportschip van naar schatting 18.000 ton en 1 transportschip van naar schatting 10.000 ton. Een ruw taxatie omtrent de sterkte van de vijand was ca. 4000 man. Ook kwamen berichten binnen dat de Japanners al vrij ver gevorderd waren met de omsingeling van de stellingen. Intussen werd door het Westelijk deel van de stelling de strijd nog steeds voortgezet.

Onder deze omstandigheden besloot Nico van Straten tot de terugtocht naar Nederlands-Timor met het vermijden van de grote wegen, daar bij de vijand pantserauto’s en lichte tanks waren gemeld. Door de omsingeling van Dilly moesten de troepen zich terugtrekken in hun gevechtsuitrusting en al het overige, zoals extra kleding, spreien, persoonlijke verzorging, e.d. achterlaten. Enkele mitrailleurs met munitie werden een stuk meegevoerd, doch de noodgedwongen gekozen route over bergpaden, was zodanig dat zij al spoedig werden vernield en achtergelaten.    

Ook de voorbereide vernielingen in Dilly waren alle uitgevoerd, zoals het vliegveld, de artillerie, de munitievoorraden, de mortieren enz. Zelfs de geringe hoeveelheid levensmiddelen werd later nog in brand gestoken op last van luitenants Schreuder en Zijlstra, die daarvoor terugkeerden en dat deden op eigen initiatief.

 Toen het bevel tot terugtrekking op 20 februari 1942 om 6 uur door van Straten was gegeven, Captain Callinan was daarvan op de hoogte, ontstond er voor de Australische troepen een onduidelijk situatie, want alleen als de Portugese troepen waren geland, zou er worden teruggetrokken. Een klein aantal Australiërs, met name dat gedeelte wat bij Hatulia was gelegerd was gestart met de terugtocht naar Nederlands Timor, maar deze werd afgebroken.

Lt. kol. van Straten

De terugtocht naar Atamboea op Nederlands-Timor
De terugtrekkende troepen bij de door Nico van Straten geleide colonne, had een sterkte van ca. 150 man. Verschillende andere colonnes en groepen bleken echter gedwongen te zijn langs andere wegen terug te gaan. Vijandelijke jagers zochten het terrein af wat verliezen en veel oponthoud gaf. Het zeer zware traject, het gebrek aan voedsel en de hevige kou in de hoge bergstreken bij het ontbreken van dekens, had al spoedig een zeer slechte invloed op de troep, zowel lichamelijk als moreel, dit laatste hoofdzakelijk bij de niet-Europeanen. Gedurende de verdere terugtocht verlieten vele niet-Europeanen ’s nachts de legeringsplaats of bleven door vermoeidheid of ziekte achter en sloten niet meer aan. Andere groepen, waarvan een deel de wapens had weggeworpen en in inheemse klederdracht verder waren gegaan, bereikten daarentegen de colonne wel. Bij de Europeanen en een deel der Menadonezen was het moreel beter, doch de colonne had geen enkele gevechtskracht meer, vooral niet toen na een aantal dagen marcheren, langs zeer slechte rotspaden, het schoeisel begon op te raken en er vele voetwonden ontstonden. Tot dusverre hadden alle officieren, ook Nico van Straten, de mars te voet afgelegd. Alleen enkele gewonden en zieken werden op paarden vervoerd. Het moreel werd, vooral bij kader en officieren nog enigszins hooggehouden door de hoop op een reorganisatie te Atamboea, gevolgd door hernieuwde actie. Nico van Straten wist toen nog niet dat tegelijkertijd met de aanval op Dilly een aanval op Koepang in het Nederlandse deel van Timor had plaatsgevonden.
Op 27 februari, op een dag afstand van Atamboea, kreeg Nico van Straten bericht van de detachement commandant aldaar: Kapitein C.L.E.F. van Swieten, dat Koepang gevallen was. Van de val van Koepang werd aan de troep geen mededeling gedaan. Ook berichtte Van Swieten de aanwezigheid in Atamboea van de Australische Opperbevelhebber Brigadier Veale en 200 Australiërs. Hierop snelde Van Straten te paard voor de troep uit naar Atamboea waar op 27 februari een overleg plaatsvond tussen Van Straten, Veale en Van Swieten.
De 200 Australiërs onder commando van Majoor K. Chisholm bleken voor het grootste gedeelte uit Koepang ontkomen non-combattanten (ordonnansen, Army service and Army Medical service) te zijn, waarvan ongeveer één op de vijf man bewapend was. Vanuit Portugees gebied bleven alle berichten van de 2/2 Independent Company uit, terwijl geruchten de nadering van sterke vijandelijke afdelingen meldden. Op 28 februari kwam de hele troep van de door Van Straten geleide colonne in Atamboea aan, waar voorbereidingen voor legering en verpleging waren getroffen.
Zoals de berichten waren, achtten noch Brigadier Veale, noch Nico van Straten het raadzaam langer in Atamboea te blijven. Van Swieten sloot zich, volgens Van Straten, bij deze mening aan. Nico van Straten besloot de troep in kleine groepen te verdelen met opdracht, zich in het terrein op te bergen en zodra de mogelijkheid zich voordeed, de vijand zoveel mogelijk schade toe te brengen. Ook mochten de troepen vluchten naar geallieerd gebied om zich daar bij andere geallieerde eenheden aan te sluiten.
Op 28 februari gaf Nico van Straten deze opdrachten na besprekingen met Officieren en Onderofficieren. Voor zover mogelijk werden de groepen voorzien van wapens, munitie, levensmiddelen, geneesmiddelen en geld. Van Straten verdeelde dus de kampementskas. Van Swieten was niet bij de bespreking aanwezig en heeft zich in eerste instantie niet verzet tegen de verspreiding van ook zijn mensen. Op 1 maart 1942 wordt Van Straten Commandant van de KNIL troepen op Timor. Diezelfde dag, 1 maart (een dag na aankomst), werd Atamboea ontruimd.

1e reorganisatie
Rond 24 maart bereikten Nico van Straten geruchten dat de KNIL troepen opdracht hadden gekregen om op uiterlijk 31 maart in Atamboea te verzamelen. De opdracht zou afkomstig zijn van Kapitein van Swieten. Nico van Straten trachtte verbinding te krijgen met Kapitein van Swieten om de juistheid van deze geruchten na te gaan. Pas 4 dagen later, op 28 maart kreeg hij antwoord, waarin Van Swieten meedeelde tevergeefs contact te hebben gezocht en toen eigener beweging het verzamelbevel had gegeven. Als reden werd gegeven de slechte politieke toestand in en om Atamboea en zijn ervaring dat verschillende door hem aangetroffen groepen niet erg succesvol waren en de wens koesterden krachtiger actie te voeren. Nico van Straten keurde het, door Van Swieten genomen initiatief, goed en zou -na zijn bespreking met Brigadier Veale- het commando op zich nemen.
Diezelfde 28e maart kreeg Van Straten namelijk een uitnodiging van Brigadier Veale voor bespreking en begaf zich naar Tilomar op Portugees-Timor, waar hij 30 maart de Brigadier ontmoette. Diens idee was, dat een georganiseerde geallieerde macht

KNIL verkenningswagen tussen Beco en Bobonaro

nodig was om steun te verlenen aan een herovering van Timor, welke hij wegens het keren van de oorlogskansen binnen niet al te lange tijd verwachtte. Overeengekomen werd, dat de Australiërs zouden reorganiseren op Portugees gebied en guerrilla zouden voeren richting Dilly, (iets wat de 2/2 Independent Company nog steeds deed) en de KNIL troepen in Atamboea guerrilla zouden voeren richting Soë en Koepang.
Op 31 maart ging Nico van Straten naar Fatoemea in Portugees Timor, om de volgende dag door te reizen naar Atamboea, maar een malaria-aanval noopte hem op 1 en 2 april in Fatoemea te blijven. Op 1 april bereikte hem het bericht dat Atamboea door ca. 1500 Japanners was bezet. Zo waren de nog niet gereorganiseerde troepen opnieuw uiteengejaagd en waren alle bijeengebrachte voorraden verloren gegaan.

Uit verslag Expeditie naar Timor-Dilly door Van Straten 31 mei 1942; kaart grensgebied

2e reorganisatie.
Op 3 april reisde Nico van Straten naar Foren waar meer groepen aankwamen. Op 7 april bereikte hem een verzoek van Brigadier Veale voor een conferentie in Lolotoy. Tegelijkertijd hoorde hij dat enkele Portugezen er in hadden toegestemd de Australische troepen op krediet tot na de oorlog van voedsel te voorzien. Daar gebrek aan geld het voornaamste beletsel vormde voor een nieuwe reorganisatie op Portugees gebied, trachtte Nico van Straten tevergeefs dezelfde regeling voor de KNIL troepen te treffen. Het lenen van geld bij Chinezen tegen 100% rente na de oorlog, had slechts zeer gering succes. Op de terugweg lukte het hem van de gepensioneerde Portugese luitenant J.C. Lopez in Maucatar levering op krediet te krijgen voor de vier hoofdvoedingsmiddelen: rijst, bonen, maïs en vlees, voor een periode van 1à 2 maanden.
Na dit resultaat gelastte hij de op Portugees gebied aangekomen Officieren te verzamelen in Tilomar waar Nico van Straten op 11 april aankwam en waar het hoofdkwartier werd gevestigd. Successievelijk gaven de groepen aan de oproep tot verzamelen gehoor, zodat eind april ca. 140 man verzameld waren.
Nico van Straten verdeelde de troepen in 3 afdelingen, gecommandeerd door een kapitein. Van Swieten kreeg het grootste gebied toegewezen. In mei kreeg luitenant Zijlstra zijn eigen afdeling. De afdelingen zijn onderverdeeld in groepen ter sterkte van 10 tot 15 man – het voor de guerrillastrijd meest bruikbaar gebleken aantal- welke worden aangevoerd door luitenants, onderluitenants en instructeurs. De standplaatsen zijn respectievelijk Tilomar, Dacolo en Foren, alle dicht langs de Nederlandse grens gelegen Portugese plaatsen, om de guerrilla bij voorkeur op Nederlands gebied te voeren

De namen van de Officieren zijn:

N.L.W. van StratenLuit. Kol. der Inf.  Commandant
de Winter1e Luit. Der Art.Luit. Adj.
BreemouerKap. der Inf.Afd. Cdt
D.M.P. de JongKap. der Inf.                          Afd. Cdt
C.L.E.F. van SwietenKap. der Inf.Afd. Cdt
J.W. Zijlstra (later in mei)                       1e Luit. der Inf. Afd. Cdt
Meis                                                           2e Luit. der Inf.  Groep Cdt.
W.H.J. Michelhoffres.1e Luit K.L.  Groep Cdt.
C.W. Schreuder1e Luit. der M.A. Groep Cdt.
Begeman    res.2e Luit. Genie Groep Cdt.
Horstink1e Luit. der Inf. Groep Cdt.
The Bing Tjiauw                                 Off. V. Gez. 2e kl.
van DuijlOff. V. Gez. 2e kl.

Nico van Straten schrijft: “De hier verzamelde troep, die voor verreweg het grootste gedeelte afkomstig was van de Dilly-expeditie, is -door het uitzenden van bevelen om te verzamelen-, aanwezig zonder dat aan het bevel enige dwang kon worden uitgeoefend. Wel is toegevoegd, dat ieder die aan de oproep geen gehoor zou geven, als deserteur zou worden beschouwd, maar het was overduidelijk, dat ieder, die zich aan de vijand overgaf of zich ver in Nederlands gebied zou schuil houden, toch niet voor mij bereikbaar zou zijn. Zo kan worden gezegd, dat de aanwezigen alleen al door hun terugkomst hebben bewezen over een bruikbaar moreel te beschikken, wat echter nog niet wil zeggen, dat de troep onmiddellijk na de 2e reorganisatie op Portugees gebied bruikbaar was. In de eerste plaats had men last van de veel voorkomende malaria, die een tijd lang, wegens gebrek aan kinine, niet bestreden kon worden. De verzwakking werd versterkt door de slechte voeding in de periode 20 februari – 11 April, wat in veel gevallen de vorm van volkomen ondervoeding had aangenomen. Voorts konden de vele, in Timor toch al slecht genezende voet- en beenwonden door gebrek aan geneesmiddelen niet worden verholpen. Gebrek aan kleding, vooral aan schoenen, maakte de troep immobiel. De toestand van de troepen vond verbetering toen de radioverbinding met Australië was hersteld en door vliegtuigen afgeworpen schoenen en kinine kon worden verkregen”.  

Van Straten had de indruk dat de aanvoer uit Australië, waarvan de distributie in handen van het Australisch Commando was, meer ten goede kwam aan de Australische troepen dan aan de KNIL troepen. Het kwam voor, dat enkele Australische troepen hun pas ontvangen nieuwe schoenen onmiddellijk verkochten, terwijl bij de KNIL troepen de ontvangst van een paar schoenen het moreel enorm deed stijgen. Voorts leefde in deze Australische afdeling nog meer het idee om geëvacueerd te worden, dan om de strijd op Timor voort te zetten. Opgemerkt dient te worden dat het geconstateerde verkopen van uitrustingsstukken aan Brigadier VEALE is gemeld en dat deze mededeelde, hieraan onmiddellijk een einde te zullen maken.

De voedselvoorziening was nu uitstekend, net als de medewerking van de Portugese bevolking. Begin mei werden ook de posten Fatululik en Lebos door KNIL troepen overgenomen van de Australiërs, die zich verplaatsten naar Bobonaro. Spionage werd verricht tot in Atamboea en Dilly door militairen in inheemse kleding, die zich daartoe vrijwillig beschikbaar stelden.
Headquarters van Generaal MacArthur werd opmerkzaam gemaakt dat er door Nederlandse en Australische guerrilla’s verzet werd geboden op Timor en dientengevolge werd aan de Generale Staf van het Australische leger verzocht om inlichtingen betreffende de sterkte van de gezamenlijk groepen militairen en de wijze waarop deze guerrilla’s ondersteund konden worden.

Op 7 mei werd een derde conferentie gehouden met Brigadier Veale, in Mape waarbij Van Straten de mededeling ontving, van het uit Australië ontvangen bericht, dat de nog intact zijnde geallieerde macht in Timor in hoofdzaak moest dienen voor het in stand houden van de verbinding met Australië. Dit betekende het vermijden van elke forse actie tegen de vijand die een krachtiger optreden tot gevolg zou hebben.

Omstreeks 15 mei kreeg Van Straten bericht van Brigadier Veale, dat hij zich met een Nederlands-Indische Officier naar Australië moest begeven voor bespreking. De Brigadier stelde voor dat Van Straten zelf met hem mee zou gaan, waaraan Van Straten om verschillende, ook persoonlijke redenen, de voorkeur gaf.

Zo besloot Nico van Straten, troepencommandant, zelf naar Australië te gaan. Hij vertrok met de woorden “In Australië kan ik meer voor jullie doen dan hier in Timor. Het is wel gebleken dat ik hier weinig voor jullie heb kunnen doen!”. Brigadier Veale (die o.a. vertrok om gezondheidsredenen) en Nico van Straten werden per Catalina vliegboot op 24 mei 1942 naar Australië gevlogen voor het houden van tactische besprekingen.

Majoor Spence, commandant van de 2/2 Independent Company, werd Bevelhebber op Timor en werd bevorderd tot Luitenant Kolonel. Hij kreeg vanaf 24 mei tot aan 11 november het commando over de Australische guerrillatroepen, opgevolgd door Bernard Callinan die in juli tot majoor werd bevorderd en vanaf 11 november het Australische commando op Timor kreeg. Het Nederlandse commando werd vanaf 24 mei overgenomen door kapitein J. Breemouer.

van Straten in Australië

Door de komst van Nico van Straten, kon Generaal Van Oyen zich bezighouden met de problemen met het 18e Squadron vliegeniers en naar de vliegopleiding in Amerika vertrekken. Op 28 augustus 1942 bezoekt Nico van Straten, als waarnemend legercommandant, het 18e Squadron van de ML-KNIL.

Van Straten werd bij Koninklijk Besluit van 29 oktober 1942 nummer 6 benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde 4e klasse. De achtergebleven manschappen op Timor zijn dan nog in strijd gewikkeld met de Japanners en weten niet of ze ooit nog zouden kunnen ontsnappen.

Volgens de commissie had hij zich met uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden bij het uitvoeren van zijn opdracht. Opvallend is dat niet de commissie de voordracht heeft voorbereid, maar één hoofdofficier.

Op 3 februari 1943 wordt aan Nico Leonard Willem van Straten een Militaire Willemsorde uitgereikt

De tekst die bij de uitreiking van de Militaire Willemsorde hoorde, luidde:

“Hare Majesteit, Koningin der Nederlanden, maakt bekend, dat Zij het genoegen heeft aan de Lt. Kol. Van Straten, voor zijn prestaties in Timor, te benoemen tot Ridder van de Militaire Willemsorde, 4e klas. Voor deze Koninklijke onderscheiding zijn drie redenen op te geven (zie Ridder diploma), nl.

  1. Als commandant van de Expeditie naar Portugeesche Timor in december 1941 bij het voorbereidend en doen uitvoeren van de landing en bij de onderhandelingen met de Portugeesche autoriteiten aldaar, blijk gegeven van initiatief en van beleidvol optreden.
  2. In februari 1942 op bekwame wijze tegenstand geboden aan den te Dilli gelanden vijand.

  3. Gedurende eenige maanden moedig standgehouden en onder moeilijke omstandigheden den guerrilla-krijg doeltreffend georganiseerd uit troepen die tweemaal waren uiteen geslagen, waardoor de verovering van Timor tegen een overmachtige vijand werd bemoeilijkt.

Decoratie Militaire Willemsorde

In oktober 1943 werd Van Oyen gepromoveerd tot Luitenant-Generaal en waarnemend legercommandant van het KNIL ter vervanging van Luitenant-Generaal ter Poorten, die krijgsgevangen was genomen door de Japanners. In 1943 wordt Van Straten Commandant Nederlands-Indische Troepen Australië. In november 1944 wordt Nico van Straten tijdelijk Generaal-Majoor en gaat, als chef van de generale staf van het Indische leger, naar Washington om daar besprekingen te voeren met de Nederlandse autoriteiten over de plannen om in Nederland een leger te vormen dat mee zou helpen aan de bevrijding van Nederlands-Indië. Hoewel een groot gedeelte van Nederland nog bezet was, was de rekrutering in het vrije gedeelte van Nederland al begonnen en men hoopte dat aldaar al voldoende geoefende militairen ter beschikking zouden zijn om naar Australië en Nieuw-Guinea te gaan. De troepen zouden zich daar moeten voegen bij de aldaar reeds bestaande Nederlandse- en Nederlands-Indische korpsen, die onder bevel van generaal MacArthur waren gesteld.

Op 9 december 1944 werd Nico van Straten bevorderd tot Generaal-Majoor.
Een jaar later, in december 1945 verzoekt van Straten ontheffing van zijn functie als hoofd van het geallieerde militaire gezag, afdeling burgerlijk bestuur van West- en Midden Java, Djokjakarta en Soerakarta.
Op 13 februari 1946, nog geen 50 jaar oud, gaat hij met pensioen en werd hij van deze functie ontheven. Dienstjaren in de tropen tellen dubbel voor het pensioen.
Van 1946 tot 1955 was Nico van Straten vervolgens militair commandant van Bronbeek te Arnhem. Hij woont dan in Doorwerth.
Op 18 september 1968 overleed Nico van Straten op 71-jarige leeftijd in Arnhem.

Hij is gedecoreerd met de     

  • Militaire Willemsorde, ridder 4e klasse
  • Het ereteken voor belangrijke krijgsbedrijven, gesp Timor 1942
  • Het oorlogsherinneringskruis, gesp Krijg ter land 1940 – 1944
  • Het oorlogsherinneringskruis, gesp Krijg in Nederlands-Indië 1941-1942
  • Ereteken voor langdurige dienst als officier

Bronnen:

  1. https://www.nederlandsekrijgsmacht.nl
  2. https://www.colombotragedie.nl
  3. https://www.wikipedia.nl
  4. Diverse info Museum Bronbeek (Met dank aan Pauljac Verhoeven, Hans van de Akker, John Klein Nagelvoort)
  5. 19420610 Expeditie naar Timor Dilly  –  N.L.W. van Straten
  6. Beschouwing omtrent den toestand op Timor eind MEI 1942  – N.L.W. van Straten
  7. De strijd op Timor tot 12 december 1942     artikel uit Stabelan 5e jaargang nr. 4   14/2 1979 
  8. Plakboek van Straten (met dank aan E. Groenendijk)                                                                       

Een reactie plaatsen

Your email address will not be published. Required fields are marked *

3 thoughts on “Nico Leonard Willem van Straten”