Skip to content

L. Najoan

De Menadonese radiotelegrafist Najoan heeft voor de Commissie Gedragingen een verslag geschreven over zijn belevenissen tijdens de Slag om Timor in 1942. Hij is een van de weinige militairen die uit Timor is ontkomen. In het verslag noemt hij namen van militairen, waarvan enkele ons niet bekend waren.

Al eerder is het verhaal van Luitenant Stoll verteld, maar er zijn nog meer militairen bekend die Timor ontvlucht zijn.

Binnenkort zal onder Eenheden een artikel verschijnen over de radiotelegrafisten de hebben deelgenomen aan de Timor-Dilly Expeditie.

Hieronder het verslag van Najoan over Timor.

Gerard van Haren

Afschrift

Najoan, L. (Thans te Bandoeng)

Man. Sergt.Tkl. Radiotelegrafist Nr. 21017.

1.           Op 1 maart 1942, was het vertrek vanuit de kazerne Atamboea (Timor), na zich 10 dagen te hadden teruggetrokken vanuit Timor-Dilly, gezamenlijk met de staf en de troep (expeditie Timor-Dilly), onder leiding van den Luit-Kolonel van Straten. Landaardsgewijze en ploegjes van 6 á 10 man moesten de kazerne verlaten, daar er geen hulp meer kwam.

4.           In dec. 1941, ingedeeld bij het Detachement Q (expeditie Timor-Dilly), onder den Adj. O.O.Rt. Rothkransz, samen met de Eur. Sgt. Rt. Schram, de Eur. Gi. Sld. Rt. Teunissen, Kommer en de Jav. Gi. Sldn. Rt Kamil, Moekidjan en Soekardjiman, allen van de Verbindingsafdeeling.

Vertrokken vanuit Tjimahi op den 16den december 1941 met een extranachtexpress naar Soerabaia en den volgenden dag te  09.00 uur ingescheept aan boord van het S.S. Pynacker Hordijk. Aan boord bevond zich een compagnie (3de Comp. van het VIIIe Bat. Infanterie Malang).

Aankomst in Timor-Dilly was op den 22en of den 23en december 1941. De inval van de Japanners in Timor-Dilly was op den 19en februari 1942 te plusminus 23.00 uur.

Vanwege de sterke overmacht moest de troep zich terugtrekken. Den volgenden dag 20 februari 1942 kreeg ik opdracht van Adj.O.O.Rt. Rothkransz, dat ik met 3 Jav.G.Sldn. bij de staf moest gaan melden, die bij de inval, dienzelfden nacht was teruggetrokken. Onderweg ontmoette ik de Kapt. der Infie, de Jong, en deze vroeg mij, waar heen moest. Na mijn opdracht te hebben medegedeeld, zeide hij, dat maar met hem moest meegaan. Zoo ging ik met mijn personeel met de Kapitein mee en nog andere soldaten van de Mitrailleur- en Mortierafdeling, de ravijnen en bosschen in en uit, de bergen op en neer. Daar de bosschen zoo dichtbegroeid waren, verloren wij onzen commandant uit het oog. Ik liep met mijn personeel door en ’s nachts in de bosschen bivakkeren. De derde dag ontmoette ik onderweg mijn commandant en de overige verbindingspersoneel.’s Middags waren wij aangesloten bij de Staf en de troep.

Na 10 dagen te hadden geloopen, kwamen wij te Atamboea aan en dienzelfden middag werden al de officieren en onderofficieren bijeen geroepen, waar er een toespraak werd gegeven en de nodige opdrachten, in geval, indien er geen hulp meer kwam, uitgegeven. De benodigde rantsoenen en voorschotten werden ook uitgedeeld. Den volgenden dag, 1 maart 1942, te plusminus 13.00 uur begonnen de ploegjes het kampement te verlaten. Ik ging ook met mijn ploegje het kampement uit en waarheen? Ik had geen kaart en kompas bij zich en ook het  terrein was mij onbekend.

Onder mijn ploegje waren er de Man. sgt.Tkl. der Infie. Saraoen, de Man. Kpl. Zoekl. Bedienaar Weru en nog 7 Man. Infanteristen bij. ’s Nachts logeerden wij in een kampong (naam onbekend), hier had ik paarden gehuurd. Den volgenden morgen te plusminus 06.00 vertrek. Geweldige ontploffingen werden gehoord en niet lang daarna zagen wij dat rookkolommen naar boven stegen ter hoogte van Atamboea. Wij trokken verder de bergen in en de derde dag kwamen wij bij een pasangrahan aan. Hier ontmoetten wij een andere ploegje en totaal waren er dus 25 soldaten sterk. Bijgekomen de Man. Sergt.Tkl. der Infie Mantiri, de Man. Kpl. Wageij en nog 13 soldaten. Na een week, stuurde ik Sergt. Saraoen en nog een soldaat bij op verkenning, uit naar Atamboea. Den volgende dag kwam deze terug en beweerde, dat de Japanners reeds binnen waren in Atamboea. Ik geloofde er niets van en ging met Kpl. Weru er op uit. De derde dag, na zich te hadden vermomd als Timorees, kwamen wij in Atamboea aan. Wij gingen het kampement bekijken en hier zagen wij, dat er de vorige dagen moordpartijen en plunderingen plaats vonden. Ons logeerplaats was bij een van de leegstaande huizen (kilometerpaal 1). Enkele dagen later kwamen Sgt. Saraoen en nog andere soldaten in Atamboea aan. Ze logeerden bij een Chinese familie (Cipier van de Gevangenis) enkele kilometers buiten Atamboea. Van Km. paal 1 verplaatste ik naar Km. paal 5 een paar honderd meter verder vanuit de groote weg, verwijderd. Hier kwamen 6 Jav. soldaten bij. Op den 1sten april 1942 te plusminus 11.00 uur reden de Japanners Atamboea binnen. Vanuit km.paal 5, had ik met  4 man een omweg gemaakt, via de kust om kampong Kapan te bereiken, waar de gezinnen van de militairen waren geëvacueerd en ook, dat wij niet door de Japanners werden opgepakt. Wij hadden ook in kampong Manamas gebivakkeerd in de pasanggrahan. Na een week, kwamen wij in de omgeving van kampong Kapan en hier ontmoetten wij de Man.Kpl.Schoenmaker Tampi, nog een familielid van den Man.Kpl. Weru. Militaire gezinnen waren hier inderdaad aanwezig en ook in kampong Soë. Enkelen waren ondergebracht in een barak en moesten de groententuin beplanten en bewerken. Hier was als opzichter aangewezen, de gepensioneerde Kapt. der Marechaussee Agerbeek. Ik had toen later bij hem gemeld en deze zeide, dat ik ook maar beter buiten bleef wonen en af en toe bij hem moest melden voor bijzondere opdrachten. Er waren ook andere onderofficieren, waaronder ook de Amb.Sgt.tkl. der Infanterie Lekatompessy bij. Daar het in de omgeving van kampong Kapan af en toe door de Japanners werden gepatrouilleerd en de militaire gezinnen lastig vielen, verplaatste ik en nog andere soldaten naar kampong Toboe. Hier bevonden zich totaal 20 militairen, de meesten met hunne gezinnen, na zich met het kamponghoofd te hadden onderhandeld. Deze was inderdaad betrouwbaar en behulpzaam.

Namen van de militairen waren als volgt: de Amb.sgt.tkl. Lekatompessy, de Man.kpl. Weru, de Man.Best. Mantik, de Man.sld. Sompotan, de Man.sld. Item, de Amb.sld. Usmany, de Amb.sld. Hoeka, de Soen.sld. Wiria, de Soen.sld. Soeta, de Soen.fus. Boehari, de Soen.fus. Tatang en nog andere Jav. Soldaten.

De Amb.sld. Hoeka, was later door de inwoners van kampong Lemon vermoord. Reden: Alleen te paard vanuit kampong Toboe vertrokken, om inkopen te doen bij een Chinese Toko. Bij zijn terugkeer langs kampong Lemon, werd hij in de omgeving aangevallen en vermoord. Het lijk hadden wij met medewerking van het kamponghoofd van Toboe en de godsdienstleraar, in kampong Toboe begraven. In de onmiddelijke omgeving van kampong Kapan bevonden toen ook nog de Man.sgt.tkl. Losung, de Man.fus. Takakehe, de Sgt.der Infie Patty.

Toen men hoorde dat Ambonezen,  Menadoneezen, Javanen, Soendaneezen, Timoreezen e.a. uit het interneeringskamp werden losgelaten, besloot ik naar Java terug te keren om mijn gezin te ontmoeten. Op den 13en Augustus 1942 vertrok ik per zeilprauw met nog 13 andere militairen Javawaarts, via Waiwerang (Flores), Larantoeka (Flores), Maoemere (Flores), het eiland Saleier over de Javazee, het havenplaatsje Kaliboti (Pasoeroean) en Tandjoeng Perak, Soerabaia. Op den 28sten September 1942 kwam ik in Meester-Cornelis bij mijn gezin aan.

Op den 2en Juni 1943 overleed mijn echtgenote en later volgde mijn zoontje, er bleef nog een zoon achter. Wederom hertrouwd op den 3den Augustus 1946.

Op den 3den October 1945 wederom teruggemeld bij het Xde Bataljon in Batavia. Vanaf dien tijd politie- en patrouillediensten verricht in de vrouwenkamp op het Xde bataljon tot midden Maart 1946 en daarna ingedeeld bij de Verb. Afdeling Troepen-Commando Batavia.

Op den 25en Juni 1946. Overgeplaatst naar Bandoeng en ingedeeld bij de Verb. Afdeling “B” Divisie.

Batavia, 25 november 1946

Voor eensluidend afschrift

J.H. Daams.

Majoor der Cavalerie

Een reactie plaatsen

Your email address will not be published. Required fields are marked *