Skip to content

Geert van der Hoek

De Strijd op Timor

Door Pierre Don
[Opmerkingen]: Gerard van Haren

1. PERSONALIA EN FAMILIE

In Den Haag werd op 13 november 1915 Geert van der Hoek geboren. Hij was het zesde kind van Tiede T. van der Hoek (1881-1960) en Marianna J. Postma (1883-1969). Geerts beide ouders kwamen uit Friesland: Tiede uit Hoge Beintum en Marianna uit Woutswolde (Dantumadeel). Tiede en Marianna woonden, na hun trouwen, aanvankelijk in Ferwerd maar verhuisden rond 1910 met hun eerste twee kinderen naar Den Haag. Daar zagen nog vijf kinderen het levenslicht, waaronder Geert. Na 1920 verhuisde het gezin weer terug naar Friesland, waar het achtste kind en enig meisje werd geboren.

Op dertienjarige leeftijd verloor Geert zijn oudere broertje Gerrit. Die overleed in 1928 in Schoterland aan acute rheuma. (1)

In januari 1935 werd Geert, toen woonachtig in voormalig Schoterland (Fr) ingelijfd als gewoon dienstplichtige bij het 1e Regiment Huzaren. Van 29 juni tot 5 juli 1935 moest Geert echter 6 dagen hechtenisstraf ondergaan in het huis van bewaring. Hiertoe was hij veroordeeld toen hij niet in werkelijke dienst was. Voor welk vergrijp is niet bekend.

Op 31 maart 1936 mocht Geert met groot verlof. (2)

Vanuit de Terpstraat, Wieringerwerf (Wieringen) verhuisde Geert naar Leeuwarden en liet zich aldaar op 7 december 1937 inschrijven bij de gemeente. Volgens het bevolkingsregister van Leeuwarden was Geert van beroep bakker en vermeldt een ‘(o)’ achter ‘bakker’. Waarschijnlijk was hij hiervoor in opleiding en draaide hij mee in een lokale bakkerij.

Hij trok in bij de heer J.W. Beetstra aan de Nieuweburen 99 in wijk ‘O’. (3) Dit adres was vanaf 1923 een brood-, koek- en beschuitbakkerij. (4)

Waarschijnlijk betrof het hier kamerhuur. Het verblijf in Leeuwarden duurde amper een jaar.

Reeds op 22 maart 1938 sloot Geert van der Hoek een verbintenis voor 5 jaar bij de Koloniale Reserve voor de ‘Overzeeschen militaire dienst zowel in als buiten Europa’. Die verbintenis zou ingaan op de dag dat hij geschikt zou worden verklaard. Op 15 september 1938 werd Geert geschikt bevonden voor uitzending en ontving hiervoor een premie van f 100 Gulden.

Op 5 oktober vertrok Geert naar Ned.-Indië aan boord van de m.s. (motorschip) ‘Johan van Oldenbarnevelt’. (2)

Bij de gemeente Leeuwarden werd Geert op 18 oktober 1938 uitgeschreven. (3)

2. NEDERLANDS-INDIË

Eenmaal in Nederlands-indië werd Geert bij het KNIL geplaatst bij de Afdeling I Veldartillerie te Malang. In de periode vanaf oktober 1938 tot 15 december 1941 werd hij opgeleid tot kanonnier. (5)

2.1. De strijd op Timor (6)
2.1.1. Van aanval in verdediging
Vanuit Malang werd op 15 december 1941 artilleriepersoneel met vliegtuigen van de ML en de KNILM overgevlogen naar het vliegveld bij Koepang.(7).  De kanonnen en bijbehorende munitie waren al eerder ineladen op de Hm.Ms ‘Soerabaja’. (8)  
De batterijbediening bestond uit ongeveer 30 artilleristen en een veldbatterij bestaande uit 4 verouderde veldkanonnen van het type Krupp snellaadkanon 7,5 cm L35 KNIL uit 1902. (9)

Op 16 december werd de batterijbediening ingescheept in de haven van Koepang voerde om het eiland heen naar de rede van Timor Dilly. Zonder tegenstand van de Portugezen brachten zij de batterij op 17 december aan land en trokken bij de monding van de baai van Dilly, in stelling. (7)(10)
Het geheel stond onder leiding van de 1e Luitenant T. de Winter. De Australische compagnie bevond zich ongeveer 35 km van Dilly. Zij vormden de 2e verdedigingslinie.

In de nacht van 19 op 20 februari 1942 begonnen de Japanse landingen. Tegen middernacht landden de hoofdmacht. De eerste landingstroepen waren binnen het schootsveld van de kanonnen geland. De troepen van het KNIL (604 man) rond Dilly werden al vlug bedreigd met een omsingeling door de Japanners.
De batterijbediening zag één van de Japanse schepen dicht langs de kust varen. De gehele batterij kon, na een waarschuwingsschot, een goed gericht vuur uitbrengen toen het schip binnen hun schootsveld kwam. Men vernam later dat dit succesvol was. Het schip, vermoedelijk een torpedobootjager, kreeg een paar voltreffers en raakte in brand, waarna het als verloren kon worden beschouwd.

Van der Hoek: “Doch het uitgebrachte vuur was uiteraard niet onopgemerkt gebleven voor de infiltrerende Jappen. De dunne linie van onze eigen troepen bood daartoe volop gelegenheid. Om de stukken niet in de handen van de Japanners te laten vallen, kregen we opdracht ze te vernietigen en daarna zo snel mogelijk terug te trekken.”

2.1.2. De lange mars
Toen volgde voor mij een mars die ik mijn leven niet zal vergeten”, herinnerde Van der Hoek zich. Dwars door de jungle en over de bergen staken de militairen het eiland over naar Atamboea, ongeveer centraal op Timor gelegen in het Nederlandse deel.

Van de oorspronkelijke troepensterkte was, toen wij daar verzameld waren, niet veel meer dan de helft over. De lt kol N.L.W. van Straten, de troepencommandant, legde ons uit dat de toestand voor lndië intussen zeer precair was geworden. Hij vond echter dat wij ons nog niet gewonnen moesten geven, maar moesten doorvechten met de middelen die we hadden. Omdat we te gering in aantal waren om een tegenaanval te doen, moesten we een andere taktiek volgen. We zouden opgesplitst worden in een aantal kleine groepen om dan te trachten met korte acties de Japanners zoveel mogelijk afbreuk te doen.”

De wapens, munitie en de weinige voeding werden zo goed en zo kwaad als mogelijk verdeeld. Ook kreeg men wat zilvergeld mee om daarmee te proberen te fourageren. Verdere aanvullingen waren er niet.
Kleding en schoeisel hadden flink geleden onder de barre 8-daagse tocht over de bergen en door de jungle. Reservekleding had men ook niet.
Geert van der Hoek verhaalt hieronder zijn belevenissen op de lange tocht door het oerwoud:
Zo gingen wij met ons groepje op stap, de voor ons onbekende jungle in. Aan eten was bijna niet te komen. Omdat de patrouilles veelal niet in het bezit waren van kaarten, kompassen en ook niet beschikten over verbindingsmiddelen konden zij zich slecht oriënteren. Enkele patrouilles liepen dan ook weldra in de val die de Timorese bevolking opzette.
Zogenaamd werden ze door een goedgezinde kampongbevolking onthaald op eten en drinken, om dan plotseling te worden overvallen. In het gunstigste geval werden ze gevangen genomen en overgeleverd, tegen de uitgeloofde premie, aan de Jappen.
De Japanners had de bevolking danig opgezweept om jacht op ons te maken en ons dood of levend uit te leveren. Toen wij daar lucht van kregen meden we zoveel mogelijk de kampongs. Maar dat betekende ook dat het fourageren hoe langer hoe moeilijker werd.
We leefden en sliepen zoveel mogelijk buiten de bewoonde gebieden. Velen van ons waren maar kort in Indië en op Timor waren we helemaal onbekend. We kenden de taal niet. Ook de zeden en gewoonten van de bevolking waren ons vreemd. De vermoeienissen, het ongeregelde leven, de slechte voeding, kortom de ontberingen en het gebrek aan medicamenten eisten tenslotte hun tol. Omdat Java reeds gecapituleerd had, waren we voor de Jappen vogelvrij.”

Het handjevol mannen verdeeld over de verschillende patrouilles slaagden er in door hier en daar op te duiken duizenden Jappen op te houden’, volgens Geert. Dat klopte niet want de Japanners stonden voor een vernielde brug.
Bij het doorkruisen van heel Timor werden honderden mijlen afgelegd. Geert verbaasde zich over het feit dat ze onderweg nooit hun eigen staf of de grote Australische groep tegenkwamen op hun ‘dwaaltocht’. Die waren echter ook constant in beweging. Het overgrote deel van de Australiërs bevonden zich rondom Dilly, Portugees Timor.
De Nederlandse troepen verzamelden zich vanaf begin april 1942 weer in Portugees Timor, nabij de grens van Nederlands Timor.

2.1.3. Geen uitweg meer
Met nog drie anderen kwam Geert uiteindelijk terecht in Ocussi, een stukje Portugees gebied (een Portugese enclave) aan de noordkust van Nederlands Timor. In het plaatsje waren nog enkele Europese vrouwen en kinderen. Zij waren gevlucht uit o.a. Atamboea en Koepang. (11) Een onderluitenant had daar als commandant de leiding.
Ook was daar Jacob Leendert (Jaap) Erkelens, een zendeling/onderwijzer uit Soemba (12), die als militie-sergeant was gemobiliseerd. (13)

Het plan werd opgevat om een boot te vinden en daarmee proberen te trachten een eilandje proberen te bereiken, dat nog niet door de Japanners was bezet. Zo zouden de vrouwen en kinderen buiten bereik van de moorddadige bendes blijven. Het plan lukte helaas niet.  
De lokale bevolking werd echter steeds driester en men vreesde voor het leven van de vrouwen en kinderen. Na een aanval van een grote bende beseften men dat de situatie zo langzamerhand hopeloos was geworden. De aanval werd ditmaal nog afgeslagen maar de vraag was of dat een volgende keer ook nog zou lukken.
Na rijp beraad tussen de commandant en de nog aanwezige bestuursambtenaren besloot de eerstgenoemde om de Japanse commandant in Atamboea te berichten dat men zich wilde overgeven aan de bende die hen had omsingeld. Nadat de bende haar ere-woord had gegeven werden de wapens ingeleverd. De groep vrouwen, kinderen en KNIL-militairen werden vervolgens als gevangenen weggevoerd. Het werd een driedaagse mars door de rimboe naar Atamboea. Een allesbehalve aardig tripje. Omdat de gevangenen blijkbaar veel geld waard waren moest men behoorlijk op zijn hoede zijn. Andere benden in de buurt poogden met onverhoedse aanvallen de gevangenen in hun bezit te krijgen. Eenmaal lukte dat ook bijna.
Onderweg heeft Geert de echtgenote van toenmalig Kapitein Van Swieten verschillende keren terzijde gestaan bij het oversteken van rivieren en voor haar in de bres gestaan tijdens overvallen van andere bendes. (14)
Eindelijk, op de 13e mei 1942, was het voor hen gedaan. In Atamboea werd men uitgeleverd aan de Japanners. Geert van der Hoek: “Wij hadden onze strijd gestreden, we gingen achter de kawat!” (= gevangenis)

2.2. Kampgevangene
De daadwerkelijke datum van gevangenneming was 14 mei 1942. Geerts rang was toen Kanonnier 2de klasse. (15)
Geert kwam, volgens Nederlandse gegevens, aan in een Japans krijgsgevangenkamp op 15 juni 1942. (2) Volgens de Japanse krijsgevangenenkaart was dit echter 1 oktober 1942. (15)
In dat geval is de verblijfplaats van Geert van der Hoek tussen 14 mei en 1 oktober onbekend. Mogelijk een gevangenis zoals hij zelf al schreef of het krijgsgevangenkamp Oesapa Besar bij Koepang. (16)
In welk Japans krijgsgevangenkamp hij heeft gezeten is ook nog niet duidelijk, mogelijk het (berg)artilleriekampement te Tjimahi (?).
Defensie vermeldde: ontslag uit Japans krijgsgevangenkamp op 15 augustus 1945. Bevrijd te Batavia. (2) Dat veronderstelt een krijgsgevangenkamp op West-Java.

2.3. Verlengd dienstverband (2)
Geert van der Hoek zette zijn militaire carrière voort. Hij bleef ook in Nederlands-Indië waar inmiddels de republiek Indonesië was uitgeroepen. Over mogelijke gevechtshandelingen waar hij bij betrokken was is (nog) geen informatie gevonden.
Op 1 augustus 1946 was Geert kanonnier 1ste klasse en daarnaast telegrafist. Die laatste functie verruilde hij op 28 maart 1947 voor kok. Op 12 januari 1948 volgde de (tijdelijke?) bevordering tot korporaal.
Voor een ziekteverlof vertrok Geert op 7 juni 1948 met de m.s. ‘Waterman’ naar Nederland en keerde op 2 februari 1949 terug in Indonesië met de m.s. ‘Groote Beer’.
In Tjimahi (West-Java) tekende Geert  op 17 september 1949 bij en verlengde zijn verbintenis met 3 jaar. Zijn rang werd sergeant-titulair (M.P. – Militaire Politie?). Op 24 december 1949 werd hij tijdelijk sergeant (M.P.).
Geert vertrok definitief op 21 juli 1950 met de m.s. ‘Tabinta’ naar Nederland en kwam daar op 18 augustus aan. Per 26 juli 1950 was Geert (in administratieve zin) overgeplaatst naar de Koninklijke Landmacht.

2.4. Onderscheidingen (2)
Oorlogsherinnerings Kruis (O.H.K.) met

  • gesp voor algemene krijgsverrichtingen 1940-1944,
  • gesp voor Bijzondere krijgsverrichtingen 1941-1942.

Ereteken voor Bijzondere Krijgsbedrijven met gesp ‘Timor 1942’
Ereteken Koorpl. (??)
Zilveren medaille voor trouwe militaire dienst. Toegekend op 7 april 1950.

3. NA DE STRIJD
Na zijn terugkeer in Nederland raakte Geert van der Hoek uit beeld. Ook voor de Vriendenkring van oud KNIL artilleristen was hij heel lang uit het gezichtsveld. Geert was een vroeger maatje van Dirk Veger, die eveneens bij A1Vd (1e afdeling Veldartillerie) te Malang was geplaatst,
Als door toeval kwam de vriendenkring in het bezit van Geerts adres en nam contact met hem op.
Van zijn oude ‘sobats’ (vrienden) had Geert al die jaren niets vernomen. Het periodiek ‘Stabelen’ van de vriendenkring kende hij niet. Terugkijkend op zijn periode in Indië bleek dat hij niet zulke beste ervaringen had destijds toen de Jappen lndië binnenvielen. (17)

Geert zette zijn belevenissen in 1955 op papier maar erkende dat hij mogelijk dingen was vergeten. Dat had volgens hem te maken met de factor tijd (er waren 13 jaren verstreken) en de vele malaria-aanvallen die hij gedurende die periode heeft gehad. Hij gaf ook aan dat hij in 1942 van 20 februari tot 1 maart en van 1 april tot 13 mei geen salaris had ontvangen.  (14) Hij was niet alleen soldaat maar was daarnaast ook als militair ambtenaar bij het zogenaamde A.B.C.D. front. (18)
Zijn verslag werd later gebruikt voor publicatie in het periodiek ‘Stabelan’. (7)
Over het persoonlijk leven van Geert van der Hoek na 1950 is (nog) geen informatie beschikbaar. Wij roepen familie en kennissen van Geert op ons daarover te informeren.
Geert is overleden op 12 oktober 1995, één maand vóór zijn 80ste verjaardag. Hij werd begraven in Heemstede. (19)

Noten:

  1. Website: Stamboom – Braexma Web Site – MyHeritage. Zoek op Geert van der Hoek.Mogelijk zijn geboorte- en sterftejaar van broer Tjalle (1920-2001) fout. Op site van ‘Online begraafplaatsen’ staat: 4-1—1919 (Den Haag) – 23-3-2002 (Renkum).
  2. Uittreksel uit het stamboek van onder-officieren en manschappen van mindere rangen van de Koloniale-Reserve.Oost-Indië – Suppletiefolio’s, periode 1817-1949. Doorzoekbaar op naam: Oost-Indië – Suppletiefolio’s | Nationaal Archief Via: Militairen Nederlands-Indië (KNIL) 1815-1950: onderofficieren en soldaten | Nationaal Archief Zie ook berichtgeving van 1 oktober 2023 over de online beschikbaarheid: 161.604 militairen eenvoudig vindbaar in het Nationaal Archief dankzij indexeringsproject – IGV
  3. Bevolkingsregister Leeuwarden, 1922-1939, Part: 5023.
    Registration Geert van der Hoek in 1915 in » Open Archives (openarchieven.nl)
  4. Hinderwetvergunning 7638-0515, Nieuweburen 99, 1923. Historisch Centrum Leeuwarden (LHC). De bakkerij was in 1923 gestart door S. Eskens.
  5. Er zijn nog geen officiële documenten boven water gekomen over Geerts periode bij het KNIL vanaf oktober 1938 tot 15 december 1941. De stamboekkaart van Defensie, sinds 1 oktober 2023 online te raadplegen bij het Nationaal Archief, geeft geen details over deze periode.
  6. Stabelan, Periodiek van de Stichting Vriendenkring oud KNIL artilleristen, 7de, no 1, pagina 15. Verslag door Geert van der Hoek. Dit verslag vormt de basis van deze webpagina. Waar nodig zijn correcties aangebracht. Ingevoegde aanvullingen zijn voorzien van noten.
  7. Stabelan, 4e jrg., nummer 4, blz. 40. Verslag van sobat Ouat.
  8. Aanvulling door Gerard van Haren.
  9. Bron: Nationaal Militair Museum (NMM). Snellaadkanonnen wijken in zoverre af van snelvuurgeschut, dat zij wel patroonmunitie gebruiken, maar niet zijn voorzien van een rem- en vooruitbrenginrichting. Zij moesten dus na elk schot opnieuw gericht worden. Ze zijn vervaardigd in 1902 en werden in 1903 bij het KNIL ingevoerd als mobiel stellingsgeschut. De schietbuis had een mantelconstructie en was voorzien van een horizontale wigsluiting met repeteerspaninrichting. De dracht van het wapen was met een gewone granaat 9000 meter. De aanvangssnelheid (V°) was 560 meter per seconde. Deed na 1940 dienst bij de detachementen kustartillerie. Na de Japanse capitulatie zijn in Bandoeng twee van deze stukken teruggevonden en die hebben dienst gedaan als saluutbatterij bij de geboorte van Prinses Marijke (thans: Christina) op 18 februari 1947. NMM-classificatie: 00.33S.01
  10. ‘Zij wilden niet buigen’ / Robbert van Leeuwen (red.), 2023, p. 63, 68.
  11. Aanvulling door Gerard van Haren: Enkele vrouwen en kinderen kwamen uit Atamboea, maar er waren ook vrouwen van Europese bestuursambtenaren uit het oosten van Nederlands Timor, maar ook Europese vrouwen en kinderen uit het westen van Nederlands Timor. De vrouwen en kinderen uit het oostelijk gedeelte van Nederlands Timor kwamen uit het kamp in Eban en de vrouwen en kinderen uit het westen uit het kamp in Kapan.
  12. Jacob L. Erkelens (1908-1981) was namens de Gereformeerde Kerken in Nederland in de periode 1938-1953 actief als onderwijzer in Lewin op Soema. Na de oorlog is hij verplaatst naar Payeti. Bron: Lijst van zendingswerkers uitgezonden tussen 1800 en 2011, Repertorium van Nederlandsche zendings- en missie-archieven 1800-1960, Huygens Insituut. Zie: Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960 (knaw.nl)
  13. Onderzoek Ineke Bakker m.t. Jacob Leendert (Jacob) Erkelens.
  14. Uitgetypt verslag uit 1955 van de belevenissen van Geert van der Hoek.
  15. Japanse registratiekaart gevangenkamp
    Japanse interneringskaarten | Nationaal Archief
  16. Aanvulling Gerard van Haren: De militairen zijn de volgende dag op transport gezet naar het krijgsgevangenenkamp bij het vliegveld 10 km van Koepang.
  17. Stabelan, 4e jrg., nummer 4, blz. 40
  18. A.B.C.D. front is de ‘American-British-Chinese-Dutch’ omsingeling. Een Japanse benaming voor de ingestelde embargo’s door deze landen. Zie: ABCD lijn – Wikipedia
  19. Overlijdensbericht: Online Familieberichten; Overleden: Geert van der Hoek (12-10-1995) (online-familieberichten.nl)

Bron: Stabelan, Periodiek van de Stichting Vriendenkring oud KNIL artilleristen
Met dank aan: Museum Bronbeek
[Opmerkingen]: Gerard van Haren

Het relaas van Geert van der Hoek sluit hier op aan.

1. VAN AANVAL IN VERDEDIGING.

Vanuit Malang waren wij met een aantal [ongeveer 30] artilleristen [met vliegtuigen] naar Timor gebracht met een Veldbatterij [bestaande uit 4 veldkanonnen], die onder leiding stond van de elt [1e Luitenant] K. de Winter.

In de nacht van 19 op 20 februari, tegen middernacht, begonnen de Japanse landingen. Ze landden buiten bereik van onze stukken. Door een toevallige samenloop van omstandigheden, bevond de Australische compagnie zich ongeveer 35 km van Dilly. Zij waren op weg naar het Nederlandse deel van Timor om dat te versterken [Nee, zij vormde de 2e linie].

De 400 [604] man KNIL troepen rond Dilly werden al vlug bedreigd met omsingeling door de japanners.

Plotseling zag de batterijbediening een van de Japanse schepen hun schootsveld vrij dicht langs de kust binnen varen. De gehele batterij kon een goed gericht vuur uitbrengen en naar zij later hoorden met veel succes. Het schip, vermoedelijk een torpedobootjager kreeg een paar voltreffers en raakte in brand, waarna het als verloren kan worden beschouwd.

Doch het uitgebrachte vuur was uiteraard niet onopgemerkt gebleven voor de infiltrerende jappen. De dunne linie van onze eigen troepen bood daartoe volop gelegenheid. Om de stukken niet in de handen van de japanners te laten vallen, kregen we opdracht ze te vernietigen en daarna zo snel mogelijk terug te trekken.

 

1942 Dilly beach a Dutch destroyed field gun. Bron AWM
1942 Dilly beach: a Dutch destroyed field gun. Bron AWM.

2. DE LANGE MARS

Toen volgde voor mij een mars die ik mijn leven niet zal vergeten. Dwars door de jungle en over de bergen staken we het eiland over naar Atamboea, ongeveer centraal [op Timor] gelegen in het Nederlandse deel van Timor. Van de oorspronkelijke troepensterkte was toen wij daar verzameld waren, niet veel meer dan de helft over. De lt kol N.L.W. van Straten, de troepencommandant, legde ons uit dat de toestand voor lndië intussen zeer precair was geworden. Hij vond echter dat wij ons nog niet gewonnen moesten geven, maar moesten doorvechten met de middelen die we hadden. Omdat we te gering in aantal waren om een tegenaanval te doen, moesten we een andere tactiek volgen. We zouden opgesplitst worden in een aantal kleine groepen om dan te trachten met korte acties de japanners zoveel mogelijk afbreuk te doen.

De wapens, munitie en de weinige voeding werd zo goed en zo kwaad als mogelijk was verdeeld. Ook kregen we wat zilvergeld om daarmede te proberen te fourageren. Verdere aanvullingen waren er niet.

Onze kleding en schoeisel had van de barre tocht van een dag of twintig [8] over de bergen en door de jungle al een aardige tik gehad en reserve kleding hadden wij niet.

3. DWAALTOCHT

Zo gingen wij met ons groepje op stap, de voor ons onbekende jungle in. Aan eten was bijna niet te komen. Omdat de patrouilles veelal niet in het bezit waren van kaarten, kompassen en ook niet beschikten over verbindingsmiddelen konden zij zich slecht oriënteren. Enkele patrouilles liepen dan ook weldra in de val die de Timorese bevolking opzette.

Zogenaamd werden ze door een goedgezinde kampongbevolking onthaald op eten en drinken, om dan plotseling te worden overvallen. In het gunstigste geval werden ze gevangen genomen en overgeleverd aan de jappen, tegen de uitgeloofde premie.

De japanners had de bevolking danig opgezweept om jacht op ons te maken en ons dood of levend uit te leveren. Toen wij daar lucht van kregen meden we zoveel mogelijk de kampongs. Maar dat betekende ook dat het fourageren hoe langer hoe moeilijker werd.

We leefden en sliepen zoveel mogelijk buiten de bewoonde gebieden. Velen van ons waren maar kort in Indië en op Timor waren we helemaal onbekend. We kenden de taal niet, ook de zeden en gewoonten van de bevolking waren ons vreemd. De vermoeienissen, het ongeregelde leven, de slechte voeding, kortom de ontberingen en het gebrek aan medicamenten eisten tenslotte hun tol. Omdat Java reeds gecapituleerd had, waren we voor de jappen vogelvrij.

Het handjevol mannen verdeeld over de verschillende patrouilles slaagden er toch in door hier en dan weer daar op te duiken, duizenden jappen vast te houden, die ons met behulp van de bevolking trachtten op te sporen. Honderden mijlen legden wij af, we doorkruisten heel Timor. Onbegrijpelijk is het dat we nimmer onze staf of de grote Australische groep hebben ontmoet op onze dwaaltocht. (red.: die was ook constant in beweging) [Het overgrote deel van de Australiërs bevonden zich rondom Dilly, Portugees Timor. De Nederlandse troepen verzamelde zich vanaf begin april 1942 al in Portugees Timor, nabij de grens van Nederlands Timor]

4. GEEN UITWEG MEER
Met nog drie anderen kwam ik uiteindelijk terecht in Oküisie [Ocussi], een stukje

Kaart Timor dec. 1941- dec.1942

Portugees gebied aan de westkust [noordkust] van Nederlands Timor. Een onderluitenant had daar de leiding (zijn naam ben ik helaas kwijt) In het plaatsje waren nog enkele vrouwen en kinderen [Europese, gevlucht uit Atamboea]. Met behulp van de zendeling, die daar woonde, genaamd Erkelens, hebben wij getracht een boot te bemachtigen om het eilandje, dat nog niet door de jappen zou zijn bezet, te proberen te bereiken.

De bevolking werd steeds driester en wij vreesden voor het leven van de vrouwen en kinderen. Helaas lukte ons plan niet. Na een aanval van de een of andere grote bende beseften we dat onze situatie zo langzamerhand hopeloos was geworden. We sloegen de aanval ditmaal nog af, maar konden we dat een volgend maal?
Na rijp beraad tussen de commandant en de nog aanwezige bestuursambtenaren besloot de genoemde onderluitenant om berichtgevers te sturen naar de Japanse commandant in Atamboea en ons op erewoord over te geven aan de bende die ons had omsingeld.
We gaven onze wapens over aan de bende en we werden gevankelijk weggevoerd. We maakten een driedaagse mars door de rimboe naar Atamboea, waar de bende ons uitleverde aan de jappen.

Een allesbehalve aardig tripje, omdat wij blijkbaar veel geld waard waren. We moesten behoorlijk op onze hoede zijn, want steeds waren er andere benden in de buurt die poogden met onverhoedse aanvallen ons in het bezit te krijgen. Eenmaal lukte dat ook bijna. Eindelijk, op de 13e mei 1942, was het voor ons gedaan. Wij hadden onze strijd gestreden, we gingen achter de kawat [gevangenis]!

Een reactie plaatsen

Your email address will not be published. Required fields are marked *