Persoonlijke verhaal van John B. Denu.
Toen de Japanners op 19 februari 1942 Timor aanvielen was John B. Denu (geboren op 26 april 1916) administratief ambtenaar bij het binnenlands bestuur in Kefannanoe, op Nederlands Timor.
Een kleine groep bestaande uit de resident, de controleur en enkele anderen wachtten de komst van de Japanners niet af en vluchtten de bergen in.
Al het papiergeld uit het vermogen van het gouvernement werd verbrand, nadat de nummers waren geregistreerd. De Japanners hoorden al gauw van het groepje. Na dreigementen van Japanse zijde gaf bijna de hele groep zich over.
John Denu en de bureau-oppasser Jacob Saudale bleven echter achter en besloten zich nooit over te geven. Hij had gehoord dat Australische troepen in de bergen van Timor een guerrillastrijd waren begonnen. Het tweetal ging daarom op zoek naar deze groep om zich bij de guerrilla aan te sluiten.
Door verraad werden ze echter gevangengenomen door de Japanners. Collaborateurs hadden de Japanners verteld dat het KNIL-wapens, geld en een radio, waarmee contact met Australië onderhouden kon worden, hadden verborgen. Dat was niet waar en Denu kon dat dus ook niet weten.
Elke dag werd Denu verhoord en daarbij gruwelijk gemarteld. Hij werd geslagen en moest met dikke bamboestronken in zijn knieholten hurken, waardoor het voelde alsof zijn gewrichten wilden openspringen. Toen hij na drie maanden verhoor en marteling nog niet sprak, voerden de Japanners als laatste troef de meest verschrikkelijke marteling uit: de waterproef. Ze staken een lepel in zijn mond en goten water in zijn maag totdat die strakgespannen was en trapten er vervolgens op zodat het water uit zijn mond en neus spoot. Na de derde keer besefte hij dat hij dit niet nog een keer zou kunnen overleven en besloot hij maar iets te bekennen en verzon hij een plek waar de radio, het geld en de wapens verborgen zouden zijn. De volgende dag zou hij met een Japanse patrouille meegenomen worden naar de plaats die hij had aangewezen. Omdat ze hem bedreigden met de dood als op de plaats niets gevonden zou worden, wist hij dat hij moest vluchten. Die avond is het hem gelukt om samen met de bureau-oppasser te ontsnappen.
Na een barre tocht van 24 dagen kwamen ze aan in Portugees Timor, waar KNIL-militairen zaten en sloot Denu zich bij hen aan. Hij sloot zich aan bij de guerrillastrijd die Australische en KNIL-militairen gezamenlijk leverden.
Bij een gevecht tegen de Japanners werd hij in Bobonaro van zijn eenheid gescheiden. Na omzwervingen vond hij onderdak in een klein gehucht bij een Timorese boer. Na 14 dagen ontmoette hij een man die hem de weg naar zijn eenheid kon wijzen en werd hij herenigd met zijn medestrijders.
Op 11 december 1942 werd hij samen met zijn regiment aan boord van de Nederlandse torpedojager Ms Tjerk Hiddes naar Australië overgebracht, waar hij tot het eind van de tweede wereldoorlog verbleef.
Uiteindelijk kwam Denu na de oorlog in Haarlem terecht waar hij leefde van een klein KNIL-pensioentje en een invaliditeitspensioen die hem was toegekend wegens de PTSS die hij door de martelingen door de Japanners had opgelopen. Vanwege zijn weigering om zich over te geven aan de Japanners en zijn deelname aan het verzet op Timor is hem het Verzetsherdenkingskruis toegekend en ontving hij het ereteken met gesp Timor 1942.
Het laatste bij ons bekende krantenartikel over Denu is van de NRC van 15-04-1985. Denu was toen 69 jaar en woonde in Haarlem.
Bronnen:
- J. Denu: “Ik zong vannacht om twee uur vluchten we”, Provinciale Zeeuwse Courant PZC, 24-06-1978,
- De vergeten guerrilla van het KNIL, Timor, NRC, 15-04-1985