Skip to content

6. De guerrilla vanuit Australisch perspectief

Auteur: Herbert Steffin.

6.1 Het 2/40th Infantry Battalion trekt zich terug in Atamboea (20 februari 1942 – eind maart 1942)

Door gebrekkige communicatiemiddelen was het contact tussen Brigadier Veale en Luitenant-Kolonel Leggatt tijdens de gevechten op Nederlands- en Portugees-Timor verbroken. Veale kreeg op 23 februari 1942 het bericht dat Leggatt zich had overgegeven. Daarop besloot hij om met 250 Australiërs en 40 KNIL manschappen naar Atamboea te trekken om zich daar te voegen bij de 100 daar reeds aanwezige KNIL militairen. Op 27 en 28 februari bereikte van Straten met de uitgeputte KNIL troepen Atamboea en rapporteerde aan  Veale dat hij de Independent Company voor het laatst had gezien rondom Vila Maria.  Er kwamen ook onjuiste geruchten binnen van resident Nieboer dat de Japanners met twee kolonnes oprukten naar Atamboea.  Atamboea was een logisch militair doel voor de Japanners. Er was een vliegveld en er was een groot aantal geallieerde troepen gelegerd. De tocht naar Atamboea met de KNIL troepen uit Dili was niet gemakkelijk geweest. De manschappen van Van Straten waren op hun tocht door het oerwoud gedwongen om in dorpen voedsel te stelen om in leven te blijven. En nu bleek dat de meeste voorraden in Atamboea al door Veale opgeëist waren, aangezien de Australiërs eerden waren aangekomen dan de Nederlanders. Dit wekte begrijpelijkerwijs ergernis bij de Nederlanders.

Zowel Van Straten als Veale waren van mening dat ze met de manschappen en middelen in Atamboea niet in staat waren de Japanse opmars het hoofd te bieden, maar ze wilden ook niet capituleren. Van Straten stelde voor om de manschappen te verdelen in kleine groepen van zes tot negen man, zogenaamde eet-/kookgroepjes. Veale was het daarmee eens. Op 1 maart 1942 gaf Veale het bevel “Every man for himself”. Hij was ervan overtuigd dat evacuatie van Atamboea en het opsplitsen van de manschappen beter was dan direct tegenstand tegen de Japanners bieden. De resterende voertuigen werden vernietigd, maar ook de enige nog functionerende radio wat later nadelig voor de strijd bleek te zijn. Dit getuigde van een paniekerige sfeer bij Veale en van Straten. Het bleek in deze omstandigheden moeilijk te  zijn om het hoofd koel te houden. Veale positioneerde de meeste Australische troepen aan de noordkust ten westen van Atapoepoe en trok zelf met een kleine expeditie naar Zuidwest Portugees-Timor om vandaaruit de strijd voort te zetten.

Op 8 maart vergaderde Veale met Spence in diens hoofdkwartier in Lolotoi (Portugees-Timor).
Hier hoorde hij dat de geruchten over de opmars van de Japanners onjuist waren. De Independent Company had zich tijdens de Japanse inval opgehouden in de heuvels rond Dili. Zo kon hij aan Spence rapporteren dat de Japanners zich na 19 februari niet uit Dili hadden verplaatst. Veale en Spence gingen op zoek naar van Straten om hem het goede nieuws te melden.

Spence had nog de beschikking over een radio, maar die kon slechts  ontvangen. Daarmee ontvingen ze op 9 maart het bericht uit Bandung van luitenant-generaal Hein ter Poorten, commandant van het leger in Nederlands-Indië dat het KNIL zich aan het Japans Keizerlijk leger had overgegeven in geheel Nederlands

Guerrilla’s van het hoofdkwartier van de staf van de 2/2nd Independent Company tijdens de
guerrilla. De te gebruiken tactiek voor een volgende missie wordt besproken. Van links naar rechts: A. Spence, E. W. Smyth, B. J. Callinan en G. Boyland. Bron: Australian War Memorial.

Oost-Indië. De Australiërs hadden geen boodschap aan deze mededeling want zij vochten voor het Britse Rijk. Van Straten ging uit van de enigszins dubieuze veronderstelling dat de capitulatie niet voor hem gold, want zijn troepen bevonden zich immers op Portugees grondgebied.

De KNIL en de Australische troepen keerden terug naar Atamboea. De Japanners zonden de Britse consul, David Ross, naar de geallieerde troepen in Hatolia waar hij op 13 maart het Japanse verzoek tot overgave overhandigde. Spence en Callinan besloten in een vergadering met hun officieren het verzoek af te wijzen, Overigens waren Veale en van Straten hierbij niet aanwezig.

Er was in maart onenigheid ontstaan tussen de Japanners en de Portugezen over de neutraliteit van de Portugezen omdat de Independent Company  geholpen werd door zogenaamde Criados; dat waren Timoreese jongeren die diensten verleenden als drager, tolk of gids. De Timorezen waren welwillend voor de geallieerden in de perioden februari tot juni 1942. Maar later veranderde dat toen de wreedheid van de Japanners toenam en de bereidheid om risico’s te nemen bij de bevolking afnam. Zij sloten zich liever aan bij de winnende partij, de Japanners, om een afstraffing na hulp aan de verliezende partij te ontlopen. Doi, de commandant van de Japanse troepen stond erop dat de neutraliteit van Portugal te allen tijde gewaarborgd moest zijn en dat Timorezen dus absoluut niet mochten worden ingezet tegen Japanners.

6.2 Atamboea nogmaals verlaten, reorganisaties en Winnie the War Winner (begin april tot eind april 1942).

Op  29 maart hadden Veale en van Straten vrijwel al hun mannen teruggevonden. Het was de bedoeling om eind maart de overgebleven KNIL troepen in Atamboea te verzamelen voor de eerste reorganisatie. Echter ditmaal waren de Japanners wel degelijk op weg naar Atamboea en namen op 1 april 1942 de plaats in. De beide commandanten verzamelden daarop hun manschappen in het zuidwesten van Portugees-Timor. Zij vergaderden in Tilomat om de toekomstige operaties te bespreken. De commandanten voerden hier een reorganisatie van hun troepenmacht (zo’n twee honderd Australiërs en honderdvijftig KNIL soldaten) uit. De guerrilla’s hadden honger, leden aan malaria door gebrek aan kinine en hadden last van stukgelopen voeten door gebrekkig schoeisel.  Voordat de Japanners kwamen hadden ze nog wel voedsel en wapens meegenomen uit Atamboea.

De Japanners stopten niet bij Atamboea maar trokken ook het binnenland in.  Ondanks gebrek aan voedsel en middelen wisten de Australiërs van de Independent Company de Japanners toch te bestoken en hen rake klappen uit te delen. Er waren meerdere heftige gevechten waarbij de Australiërs dertig tot veertig Japanners doodden zonder zelf veel verliezen te leiden.  De Japanse opmars stopte bij Leto-Foho en tegen het einde van

De beroemde radio ‘Winnie the War Winner’ in Australië. December 1943. Bron: AWM

april hadden de Japanners zich teruggetrokken tot Ermera en Dili, waar de Australische guerrilla’s hen grote verliezen toe brachten. De Australiërs slaagden erin radio-onderdelen buit te maken van een overval op een pro-Japanse collaborateur, waarmee provisorisch van de in hun bezit zijnde radio een werkend zend- en ontvangsttoestel werd gemaakt. Het meest waardevolle onderdeel, een auto-accu, zou door een KNIL patrouille zijn buitgemaakt. Het  toestel werd “Winnie the War Winner” gedoopt. Zo werd op 20 april contact gemaakt met Darwin en het bericht ontvangen: “The Timor force is in tact and still fighting. Badly need boots, quinine, money end tommy-gun ammunition”. Niet lang hierna werd een tweede radiotoestel aangeboden dat door deportados uit een toestel van de Australische luchtvaartmaatschappij Quantas  gehaald was. Na het radiocontact werden de troepen door verschillende droppings bevoorraad bij het plaatsje Beco op 27 april en op 3 en 8 mei.

De Australiërs waren van mening dat met de nodige versterkingen de Japanners verslagen zouden kunnen worden, maar de Amerikaanse generaal MacArthur besliste anders. Hij vond dat de Australiërs de Japanners moesten bezighouden met guerrillatechnieken zodat ze minder troepen naar Nieuw-Guinea zouden kunnen sturen. Op 3 mei gaf hij het bevel om het offensief tegen de Japanners te starten. Vanaf dat moment werd door mannen van de Independent Company een intensieve training in guerrillatechnieken gegeven aan niet voor guerrilla opgeleid personeel. Op 8 mei was de training voltooid en konden de geallieerden overgaan tot het offensief.

6.3 Het tij begint te keren! Een succesvolle guerrilla op Portugees-Timor (mei 1942)

De Sparrow Force maakte plannen om met nieuwe energie de strijd tegen de Japanners op te voeren. Het plan was om vanuit het oosten Dili aan te vallen om de Japanners die kant op te lokken zodat andere troepen Dili vanuit het westen konden aanvallen. Het doel was om met speldenprikacties de vijand zo efficiënt mogelijk aan te vallen. De Australiërs sloegen in mei bij iedere gelegenheid toe. In Ermera was de Japanse basis gelegen en was er daarom veel Japans verkeer op de weg tussen Ermera en Dili. De guerrilla’s vernietigden stukken weg en bruggen en voerden diverse overvallen uit op Japanse voertuigen. Gewaagd was een aanval uitgevoerd door 12 Australische guerrilla’s op Dili waar de Japanners gelegerd waren. Het doel van de actie was om zoveel mogelijk Japanners te doden. In de nacht werden twee huizen waarin Japanners verbleven, overvallen met machinegeweren en granaten. Naderhand zou blijken dat de huizen vol zaten met door Australiërs gedode Japanse wachters.  Door de totale verwarring waren de Japanners te gedesoriënteerd om de guerrilla’s te achtervolgen. Als reactie op deze nederlaag zonden de Japanners een majoor met de bijnaam “de Singapore tijger” naar Portugees Timor om definitief af te rekenen met de guerrilla’s. Hij liep echter bij aankomst al in een Australische hinderlaag  waarbij hij samen met vijfentwintig tot dertig Japanse soldaten omkwamen. Hierdoor ontstond grote consternatie bij de Japanners.

Bij de Sparrow Force en het KNIL vond in mei een wisseling van de wacht plaats. Op 24 mei 1942 werden brigadier Veale en kolonel van Straten naar Australië geëvacueerd. Het commando over het KNIL op Timor werd overgenomen door Breemouer en Spence kreeg het commando over de gehele Sparrow Force. Calinan kreeg het commando over de 2/2nd Independent Company. De evacuatie werd in het holst van de nacht uitgevoerd met een Catalina vliegboot. Hierna werden de troepen op Timor regelmatig bevoorraad door een bootje, de Kuru en een grotere Korvet, de Vigilant van de Royal Australian Navy op de kust van Betano. Ook gewonden werden meegenomen. Omdat deze  boten geregeld heen en weer voeren tussen Australië en de kust bij Betano werd dit de “Timor Ferry Service” genoemd.

6.4 Tweede Japanse verzoek tot overgave aan de Sparrow Force (juni 1942).

Op 3 juni besloot generaal MacArthur dat de troepen op Timor de strijd moesten voortzetten. Daarvoor was wel luchtsteun nodig en een goede bevoorrading door

Australische guerrilla’s verlaten hun kampement van vorige nacht bij de rivier. Rechts op de
verhoging Timoreese dragers. Bron: Australian War Memorial, 013766

middel van droppings. Op 2 juni werd Atamboea gebombardeerd en leden de Japanners grote verliezen. De hele maand juni werden plaatsen  op Timor, maar vooral Dili, gebombardeerd. Het was een rustige maand voor de Independent Company, maar het KNIL kreeg te maken met vijandige Timorezen tijdens patrouilles.

De Australiërs gingen door met hit-and-run-acties en het leggen van mijnen op wegen. Ze overvielen meerdere Japanse konvooien, onder andere een konvooi waarbij vijftien Japanners werden gedood waaronder een majoor.

Omdat de Japanners veel last hadden van de guerrilla-acties werd wederom aan de Australiërs gevraagd zich over te geven. De Australische consul David Ross, die min of meer in Dili gevangen zat, werd ontboden bij de Japanse legercommandant Doi. Doi overhandigde Ross een officiële brief, ondertekend door hemzelf en de Japanse consul, waarin de Australiërs werd verzocht zich over te geven. Na een lange tocht bereikte Ross de Australiërs en overhandigde hij hen de brief. De guerrilla’s wezen het verzoek af. Ross keerde niet terug naar Dili en werd samen met de Nederlandse consul Brouwer en zijn vrouw naar Australië geëvacueerd. Brouwer en zijn vrouw hadden uit Japanse gevangenschap in Dili weten te ontsnappen. Hij werd met de dood bedreigd en is in het begin van zijn gevangenschap gemarteld.

6.5 Donkere wolken pakken zich samen: Japan bereidt de tegenaanval voor (juli 1942).

In juli namen de Japanners de verrassende beslissing om hun troepen samen te trekken in Dili. Er waren sterke aanwijzingen dat de Japanners zich aan het voorbereiden waren op een groot tegenoffensief. Verse Japanse troepen werden aan land gezet en voorraden werden uitgeladen. Ook de toegenomen vijandelijkheid van de Timorezen tegen de Australiërs was zeer verontrustend. Het zag er voor de geallieerden onheilspellend uit.