Skip to content

5. De Japanse verovering van Portugees-Timor

Auteur: Ineke Bakker

5.1 De Japanse weerwil om Portugees-Timor te bezetten

Portugal was neutraal en niet in oorlog met Japan. De Japanners waren aanvankelijk helemaal niet van plan om Portugees-Timor te bezetten. Toen echter bleek dat er geallieerde troepen op

Vernietigde Nederlandse kanonnen bij de vuurtoren op het strand van Dilly. 20 januari 1946. Bron: AWM

Portugees-Timor aanwezig waren, besloten de Japanse marine en het leger tot een aanval. In de nacht van 19/20 februari 1942 –tegelijk met de aanval op Nederlands-Timor– vond de aanval op Dilly, Portugees-Timor plaats. Dit was een hoogst ongelukkig moment. De geallieerden verwachtten juist rond de 19e of 20ste een versterking van Portugese troepen, afkomstig uit Mozambique. De twee schepen, het motorschip Joao Belo die werd geëscorteerd door de kanonneerboot Goncalves Zarco, werden echter door de Japanse marine teruggestuurd naar Afrika. De geallieerde troepen op Portugees-Timor waren op het moment van de aanval net bezig met de afronding van de voorbereiding om zich terug te trekken naar Nederlands-Timor.

In de avond van 19 februari 1942 rond 23.15 uur meldde KNIL-kapitein D. M. P. de Jong aan Van Straten dat er in de omgeving van de vuurtoren het geluid van scheepskettingen en het laten zakken van ankers was gehoord. Ook werden de silhouetten van twee schepen waargenomen. Luitenant E. Meis en Luitenant McKenzie meldden hetzelfde. Velen waren in de veronderstelling dat dit de Portugese versterkingen waren, maar de schepen waren onverlicht wat vreemd was! Om 23.30 uur liet Van Straten daarom een waarschuwingsschot lossen. De repliek

Voortgang Japanse landing Dilly, Bron: Japanese Monograph No 16 Ambon and Timor invasion operations

was een direct tegenvuur van enkele salvo’s op de kanonnen en daarna het stafgebouw. Op stelling west was al alarm geslagen bij het ontwaren van de schepen. In de andere  bivakken van het KNIL werd nu ook alarm geslagen. Om 00.00 uur liet Van Straten vanuit het stafgebouw de stellingen aan de oostzijde innemen. Van Straten en zijn staf brachten de nacht door in stelling Oost van luitenant E. Meis. Een groot deel van diens inheemse KNIL troepen was echter na het inslaan van de eerste Japanse granaten en kogels gedeserteerd net als een gedeelte van de bedienaars van de zoeklichten. De artillerie was ook enigszins in paniek na het openen van het vijandig vuur. Luitenant de Winter wist gelukkig de orde en rust weer te herstellen bij zijn artillerie troepen. Een van de KNIL-kanonnen was onklaar geraakt en moest ter plaatse gerepareerd worden. De Japanse sloepen werden, met behulp van de resterende zoeklichten, met mitrailleurs beschoten. De 2 transportschepen lichtten daarop hun ankers en voeren de baai weer uit richting het westen. Een Japanse eenheid was echter al wel in de baai geland.  De Japanse destroyers en kruisers bleven de Nederlandse stellingen langs de baai en kust beschieten. Om 01.00 uur raakte de verbinding met stelling West onder leiding van kapitein De Jong verbroken. Een door Van Straten uitgezonden herstellingspatrouille keerde niet meer terug.

De Japanners landden rond 02.30 uur bij de onverdedigde monding van de  Comororivier ten westen van Dilly en Van Straten werd hierover door McKenzie geïnformeerd. Om 03.30 uur hoorde men het geluid van  ontploffende handgranaten vanaf het vliegveld. In de baai gebeurde ondertussen niet zoveel. Sergeant Hoornweg werd door Van Straten naar stelling West gestuurd om namens hem Kapitein de Jong op te dragen dat alle vuur op de westelijke zijde van het vliegterrein gebracht moest worden. Van Straten zou ook daarheen gaan, maar toen Hoornweg terug kwam op stelling Oost, was Van Straten met zijn staf en 2 brigades (ongeveer 40 man) reeds vertrokken de heuvels in. Hij vreesde namelijk dat de vluchtweg daarnaartoe door de Japanners zou worden afgesloten. Luitenant Meis en enkele andere manschappen die nog aanwezig waren op deze stelling, hebben zich even later bij Van Straten gevoegd. met een paar man.

5.2 De Sparrow Force, het KNIL en het gevecht om het vliegveld van Dilly

De Australische kapitein Callinan van de 2/2nd Independent Company was 19 februari bij de staf te Dilly gebleven. Om 00.40 uur kreeg McKenzie, die bij de hangars op het oostelijk deel van het vliegveld zat, opdracht om de weg ten westen van Dilly met een brengun te dekken. De brengunsectie raakte om 1.10 uur in gevecht met een Japanse eenheid die luid pratend en lachend over de weg van Dilly liepen. Het vuur van de brengunsectie werd beantwoord met granaten en bommen van de Japanners. Om 01.40 uur was de bren verloren gegaan en de schutters gewond.

De meeste weerstand werd bij het vliegveld geboden. Het KNIL bezette posities op ten noorden en ten zuiden van het vliegveld. Om 04.20 uur vielen de Japanners van het 2e bataljon de buitenste KNIL verdedigingswerken van het vliegveld aan. Toen de dag aanbrak waren de gevechten nog in volle gang. Sergeant Stinkens, die met sergeant Brodie de karabijnmitrailleursecties leidde, werd door zijn long geschoten en overleed vijf dagen later aan zijn verwondingen in Dilly. De geallieerde bezetting daar probeerde nog een tegenaanval in te zetten, maar deze mislukte. Het lukte hun wel om de Japanners te vertragen en verliezen toe te brengen. McKenzie had al opdracht gegeven om het vliegveld te vernielen. Hij kon om 7.30 uur met zijn mannen onder dekking van KNIL mitrailleurvuur het vliegveld verlaten. De commandant van de zuidelijke KNIL stelling bij het vliegveld, sergeant-majoor van Haren, sergeant De Graaf en vier Javaanse soldaten, hadden als enigen van de KNIL troepen bij het vliegveld stand gehouden. Van Haren kreeg voor zijn moedig optreden een Bronzen Kruis uitgereikt, net als Dengah, schutter van de karabijnmitrailleursectie van Stinkens. Om 11.00 uur was het vliegveld volledig bezet door Japanners. De vernieling van het vliegveld was dusdanig succesvol, dat Japanse bronnen meldden dat het vliegveld pas na tien dagen weer gereed voor gebruik was.

5.3 De val van Dilly

Van Straten was om 5.30 met zijn staf met 40 man van de reserve in zuidelijke richting de heuvels in vertrokken. Hij tastte totaal in het duister wat betreft de vijandelijke sterkte. De Japanse overmacht werd pas duidelijk toen op de 20ste rond 6.30 uur de dageraad aanbrak. Nu zag Van Straten het aantal schepen bij de monding van de Comororivier en het op- en afgaan van sloepen naar de kust. Nadat hij dit allemaal had gezien, kwam Van Straten tot de conclusie dat een tegenaanval niets zou uithalen. Hij besloot tot een

Uitzicht vanaf de baai op Dilly. De kathedraal is goed zichtbaar op de achtergrond. Foto genomen vanaf een Japans schip met Japanse troepen aan boord. Bron: Remmelink, W., The invasion of the Dutch East Indies (Leiden 2015), 415.

terugtocht naar Atamboea Nederlands-Timor. Dit was een onverwacht en abrupt besluit. Van Straten gaf als reden voor de terugtocht het deserteren van de manschappen bij het oostvak en het ontbreken van steun van de Independent Company. Hoe chaotisch de terugtocht verliep, bleek uit het feit dat het besluit tot terugtrekken slechts zeer sporadisch was binnengekomen bij de KNIL-officieren. KNIL Luitenants J. W. Zijlstra, C. W. Schreuder en sergeant Verbeek keerden terug naar Dilly om de overgebleven militairen te verzamelen en zich vervolgens met hen naar Nederlands-Timor te begeven. Waar maar kon, werden documenten, voorraden en apparatuur bij de, in allerijl verlaten, Nederlandse commandopost vernietigd. Wie was achtergebleven viel in Japanse handen en werd krijgsgevangen gemaakt of gedood. 

Toen Callinan merkte dat Van Straten daadwerkelijk van plan was om Portugees-Timor te verlaten en niet van plan was over te gaan tot guerrillastrijd, keerde hij met Doyle terug naar Railaco om zich bij zijn 2/2nd Independent Company te voegen. Een aantal KNIL- soldaten van de KNIL colonne onder Van Straten was ook niet naar Atamboea getrokken, maar onder het bevel van luitenant Max Horstink naar Hatolia gegaan. De reden hiervoor was de aanwezigheid van daar nog verborgen voorraden. Zij sloten zich aan bij de Australiërs van de 2/2 Independent Company.
De Japanners waren op de 20ste om 12.20 / 12.30 uur opgerukt tot de stadsgrenzen van Dilly en hadden om 13.00 uur de stad veroverd. Vrijwel alle Portugezen, die zich vasthielden aan hun neutraliteit, waren op 19 december 1941 al uit Dilly vertrokken.

5.4 De helse terugtocht naar Atamboea

Met de terugtocht naar Atamboea (Nederlands-Timor) begon een helse tocht. Ook de Australiërs trokken zich terug van Three Spurs naar Vila Marie, maar bleven in Portugees-Timor.

Er heerste bij Van Straten en het KNIL tijdens deze terugtocht een sfeer van paniekerige onzekerheid veroorzaakt door alarmerende (vaak

Tocht Dilly Atamboea. Kaart gemaakt door Paul de Vrijer

onjuiste) geruchten van Timorezen over de Japanners.  Zonder enige bevoorrading moest men blijven lopen in de tropische hitte. En ’s nachts was het in de bergen bitterkoud. Men moest zelf aan voedsel zien te komen en zelf koken. Er was gebrek aan alles, vooral dekens en goed schoeisel. Velen hadden voetwonden en sommigen leden aan malaria. Het was niet ongewoon dat soldaten ’s nachts de bivakken verlieten of dat ze simpelweg uitgeput achterbleven.

Schreuder werd vooruit gestuurd en kwam op 26 februari 1942 in Atamboea aan. Hij informeerde de plaatselijke detachementscommandant. Van Straten kreeg op 27 februari het bericht door, dat Koepang was gevallen en dat de nieuwe commandant van Sparrow Force, brigadier Veale zich met manschappen in Atamboea bevond. Hij snelde daarop met het paard van de berichtgever, een Menadonese sergeant 1e klas, vooruit richting Atamboea. De hoofdcolonne volgde en bereikte Atamboea de volgende dag op 28 februari. Uiteindelijk kwamen 125 man KNIL –na die 8 dagen durende helse tocht– doodvermoeid, uitgeput aan in Atamboea.